- De woorden 'te' en 'aan het' horen ook bij het wg:
De kinderen waren verstoppertje aan het spelen.
Jochem zit zijn wiskundehuiswerk te maken.
- Een vaste uitdrukking met een werkwoord (werkwoordelijke
uitdrukking) is in zijn geheel wg:
Nathalie viel meteen met de deur in huis.
Na de ingewikkelde uitleg was Robert de kluts kwijt.