Werkwoordspelling - blok 4 - les 4.8 (+3.8)

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Spelling 
blok 4     

4.8 en 3.8

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Doelen van vandaag
  • herhalen persoonsvorm t.t. 
  • correct spellen voltooid deelwoord

Slide 4 - Tekstslide

t.t.                                        v.t.
loop                                                                                        liep
wijs                                                                                         wees
wandelen                                                                             wandelden
vertelt                                                                                    vertelde

lachen                                                                                  lach .....?

Slide 5 - Tekstslide

De vuilniswagen … (lozen t.t.) het afval bij de verwerkingsfabriek.

Slide 6 - Open vraag

De vuilniswagen … (lozen t.t.) het afval bij de verwerkingsfabriek.

1. de vuilniswagen = het  
2. ik-vorm + t
3. ik loos+t     
4. loost             

Slide 7 - Tekstslide

Dat eigenwijze joch .......... (weigeren, tt) toe te geven dat hij een foutje heeft gemaakt.

Slide 8 - Open vraag

Dat eigenwijze joch .......... (weigeren, tt) toe te geven dat hij een foutje heeft gemaakt.
1. dat eigenwijze jong = hij  
2. ik-vorm + t
3. ik weiger + t   
4. weiger         

Slide 9 - Tekstslide

Je ................... (uploaden, tt) die foto's het snelste, wanneer je dit programma gebruikt.

Slide 10 - Open vraag

Je ................... (uploaden, tt) die foto's het snelste, wanneer je dit programma gebruikt.
1. Je  
2. ik-vorm +t
3. ik upload +t     
4. upload         

Slide 11 - Tekstslide

Tijdens het koken van de aardappels, .......................
(verwonden, tt) hij mijn hand.

Slide 12 - Open vraag

Tijdens het koken van de aardappels, .......................
 (verwonden, tt) hij mijn hand.
1. hij 
2. ik-vorm +t
3. ik verwond +t    
4. verwond         

Slide 13 - Tekstslide

Je ............... (worden, tt) helemaal gek van al die domme vragen..

Slide 14 - Open vraag

Je 
............... (worden, tt) helemaal gek van al die domme vragen..
1. je 
2. ik-vorm +t
3. ik word +t    
4. word         

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.

Voltooid betekent dat iets klaar of afgelopen is.

Bijvoorbeeld:
Frits heeft zijn fietsband geplakt

Slide 17 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
  • Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is de pv meestal een vorm van zijn, hebben of worden. 
  • Het voltooid deelwoord eindigt op -en of op -d of -t.

Bijvoorbeeld:
gebroken, geschreven
gehoord, gemaakt
Als je een woord langer maakt, 
hoor je of je een -d of een -t moet schrijven.

Slide 18 - Tekstslide

VOLTOOID DEELWOORD

VB: Het vliegtuig is op Schiphol geland. 

pv= is

vd= geland


VB: Robin heeft geen straf gekregen.

pv=heeft

vd=gekregen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

  1. kaarten
  2. gekaard / gekaart?
  3. stam = kaart
  4. in 't ex-kofschip? 
  5. ja dus t
  6. gekaart      

Slide 21 - Tekstslide

  1. spelen
  2. gespeeld / gespeelt
  3. stam = spel
  4. in 't ex-kofschip? 
  5. nee dus d
  6. gespeeld      

Slide 22 - Tekstslide

Tijmen heeft een lekkere appel _____. (schillen)

Slide 23 - Open vraag

De gemeente heeft hier veldbloemen _____. (zaaien)

Slide 24 - Open vraag

Heeft hij jou voor de gek _____? (houden)

Slide 25 - Open vraag

Fleur is over een stoeptegel _____? (struikelen)

Slide 26 - Open vraag

De wedstrijd is te laat _____. (starten)

Slide 27 - Open vraag

In de tent naast ons werd de hele nacht _____. (snurken)

Slide 28 - Open vraag

We hebben gisteren worstjes _____. (braden)

Slide 29 - Open vraag

Luuk heeft de bal _____. (vangen)

Slide 30 - Open vraag

De vrouw heeft vriendelijk naar hem _____. (knikken)

Slide 31 - Open vraag

Björn heeft geld _____ van zijn vriend. (lenen)

Slide 32 - Open vraag

Voltooid deelwoord
  • heeft een hulpww: zijn / hebben /worden
  • Begint meestal met ge- / be- / ver- / her-
  • Eindigt op - en of 
  • d/t - gebruik het 't ex-kofschip

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Maken Spelling - blok 4 - les 4.8
timer
10:00
Klaar?

  • maak les 3.8


Slide 35 - Tekstslide

Afsluiting
  • Doelen herhalen
  • Huiswerk: les 4.8 en 3.8 afmaken
  • Volgende les:  5.7 + 6.8 herhalen pv t.t. + v.t. en voltooid deelwoord

Slide 36 - Tekstslide