6) Aan het begin van zijn of haar beurt moet de speler een keus maken tussen aanvallen of legers bijzetten. Iedere beurt kan er één land worden aangevallen (maximaal één land dus) of de speler mag in plaats van aan te vallen twee legers bij plaatsen. Aanvallen gebeurt met maximaal drie en verdedigen met maximaal twee dobbelstenen. Het aantal dobbelstenen waarmee een speler gooit mag nooit groter zijn dan het aantal legers dat hij of zij op een land heeft staan. Gaat een speler bijvoorbeeld met twee legers aanvallen, dan mag hij of zij ook maar met twee dobbelstenen gooien. Verdedigt iemand een land met één leger, dan mag dit ook maar met één dobbelsteen. Let op: De hoogste aantallen ogen van de aanvallende en de verdedigende partij worden met elkaar vergeleken en niet de som van het aantal ogen. De aanvallende partij gooit bijvoorbeeld 6, 4 en 3 en de verdedigende partij 5 en 2, dan verliest de verdedigende partij twee legers. Gooit in dit voorbeeld de verdedigende partij 6 en 5, dan verliezen beide partijen één leger. Let op: Bij een gelijk aantal ogen verliezen altijd beide partijen een leger.
7) Tijdens het spel zijn er mogelijkheden om meer legers te krijgen. Spelers kunnen hun landenkaarten inwisselen voor extra legers. Deze landenkaarten komen dan op een aflegstapel naast het bord. Als een land van hand wisselt mag het landkaartje weer uit deze aflegstapel komen en kan deze opnieuw door een speler worden ingeruild voor legers. Drie verschillende kleuren kaartjes leveren 6 legers op, drie rode kaarten 5 legers, drie blauwe kaarten 4 legers en drie groene kaarten 3 legers.
8) Tijdens het spel kan ook een Oost-Westas, zoals Frankrijk die in Afrika ambieerde, of een Noord-Zuidas, de wens van Groot-Brittannië, legers opleveren. Voor een Oost-Westas zijn minimaal verschillende drie landen nodig en een Noord-Zuidas kan alleen gerealiseerd worden met Zuid-Afrika. De Oost-Westas levert iedere volgende beurt na het behalen van de as 6 nieuwe legers op en de moeilijke Noord-Zuidas zelfs 8.