1HA H1.2a

Leerdoel
Ik kan een vierkant herkennen en tekenen.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoel
Ik kan een vierkant herkennen en tekenen.

Slide 1 - Tekstslide

Eerst even herhalen.

Slide 2 - Tekstslide

Sleep de uitslag naar het juiste ruimtefiguur

Slide 3 - Sleepvraag

Theorie 1.2A
Vierhoek en vierkant.

Slide 4 - Tekstslide

Vierhoek
Eigenschappen:
- vier zijden.



Slide 5 - Tekstslide

Vierhoek
Eigenschappen:
- vier zijden.
- vier hoekpunten.


Slide 6 - Tekstslide

Vierhoek
Hoekpunten van deze vierhoek zijn A, B, C en D.
Deze schrijven we met hoofdletters.

Slide 7 - Tekstslide

Vierhoek
De zijden zijn:
AB, BC, CD en AD.

Slide 8 - Tekstslide

Vierhoek
Een vierhoek is een voorbeeld van een vlak figuur. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoekpunten geven we aan met
A
Kleine letters
B
Hoofdletters
C
Getallen
D
Geven we geen naam.

Slide 10 - Quizvraag

Vierkant
  • Een vierkant is een vlak figuur.

Slide 11 - Tekstslide

Vierkant
  • Een vierkant is een vlak figuur.
  • Een vierkant heeft 4 hoeken.

Slide 12 - Tekstslide

Vierkant
  • Een vierkant is een vlak figuur.
  • Een vierkant heeft 4 hoeken.
  • Een vierkant heeft 4 zijden.

Slide 13 - Tekstslide

Vierkant
  • Een vierkant is een vlak figuur.
  • Een vierkant heeft 4 hoeken.
  • Een vierkant heeft 4 zijden.
  • Een vierkant heeft 4 rechte hoeken.

Slide 14 - Tekstslide

Vierkant
  • Een vierkant is een vlak figuur.
  • Een vierkant heeft 4 hoeken.
  • Een vierkant heeft 4 zijden.
  • Een vierkant heeft 4 rechte hoeken.
  • Een vierkant heeft 4 even lange zijden.

Slide 15 - Tekstslide

Rechte hoek
Hoek van 90 graden

Even groot als de grote hoek van je geodriehoek.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is geen eigenschap van een vierkant?
A
Heeft 4 even lange zijden.
B
Heeft 4 even lange zijden.
C
Is een vlak figuur.
D
Heeft 4 scheve zijden.

Slide 17 - Quizvraag

Hoe kan ik controleren of een hoek een rechte hoek is?
A
Met een liniaal.
B
Met de grote hoek van een geodriehoek.
C
Met een rekenmachine.
D
Kan je niet controleren.

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag
Maak de volgende opgaven: 
12, 13, 14 en 15

Slide 19 - Tekstslide