Vitale functies 2

verpleegtechnische handelingen 





Ademhaling en bloeddruk 
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOMiddelbare schoolLeerjaar 1Studiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

verpleegtechnische handelingen 





Ademhaling en bloeddruk 

Slide 1 - Tekstslide

De vitale functies zijn belangrijk om
A
De veiligheid van de patiënt te waarborgen
B
Complicaties te kunnen voorkomen
C
inzichtelijk te maken hoe het met de patiënt gaat
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Waar let je op als verpleegkundige als je de ademhaling controleert?

Slide 5 - Open vraag

Observatie van de ademhaling
* frequentie
*Diepte 
* regelmatig/onregelmatig
*Bijgeluiden
* Kenmerken van kortademigheid
*Kleur (cyanose)
*Pijn




Slide 6 - Tekstslide

Ademhalingsfrequentie
Normale ah 12-20 p/m

AH onder de 12 = Bradypneu (te langzaam)
  • mensen in diepe slaap
  • gebruik van bepaalde medicatie (morfine)
AH boven de 20 = Tachypneu (te snel)
  • inspanning/ emotie
  • verschillende aandoeningen; long/ luchtwegen, koorts, hartafwijkingen


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Pijn

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Kenmerken kortademigheid


Cyanose is een blauwe of paarse verkleuring van de huid. 

Vaak goed te zien bij lippen en tong

vingertoppen, lippen, gezicht, in ernstige gevallen de gehele huid en slijmvliezen een blauwe kleur aannemen. 




Slide 11 - Tekstslide

Typen ademhaling

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Hevig benauwd tref je een zorgvrager aan plat liggend in bed. Wat doe je?

Slide 16 - Open vraag

What to do?
Indien afwijkende waarden altijd arts waarschuwen!

Altijd je patiënt rechtop zetten!
Stel gesloten vragen
Laat de zorgvrager niet praten

Probeer zelf rustig te blijven

Slide 17 - Tekstslide

Saturatie
  • Gezonde mensen saturatie 96- 100 %
  • COPD/ hartfalen saturatie 92-100%
  • Lager dan 95% overleg arts
  • Lager dan 90% overwegen toedienen van zuurstof. Altijd inoverleg met de arts.

Slide 18 - Tekstslide

Bij onregelmatige ademhaling 1 min. tellen. 
Ademhaling niet zichtbaar: hand op borst/ buik
Anders hand 10 cm. van neus mond houden. 

Slide 19 - Tekstslide

Wat meet je bij de saturatie?
A
De bloeddruk van de patient
B
Percentage zuurstof in de vinger
C
Het percentage hemoglobine gebonden met zuurstof
D
Het percentage hemoglobine gebonden met koolstofdioxide

Slide 20 - Quizvraag

wanneer zal de saturatiemeter 99% aangeven, maar heeft de zorgvrager niet voldoende 02 in het bloed?

Slide 21 - Open vraag

Aandachtpunten saturatie meten
  • Kijk naar de zorgvrager, niet alleen naar de getallen; wat zie je?
  • Nagellak kan de meting beinvloeden
  • Door koude handen is de meting moeilijker uit te voeren (geen mooie curve)

VS

Goede curve
Slechte curve

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

praktijk
wij gaan oefenen met tensie meten.
maak tweetallen

1x in rust, beide zijdes.
1x na inspanning (trap lopen) beide zijdes.

Slide 24 - Tekstslide

Variatie in bloeddruk en stroomsnelheid

Slide 25 - Tekstslide

Systolische druk (bovendruk): druk in de slagaders als het bloed in de aorta pompen
Diastolische druk (onderdruk): druk in de slagaders als het hart zich ontspant

Slide 26 - Tekstslide

Hoogte bloeddruk hangt af van
  • kracht waarmee hart pompt
  • elasticiteit van slagaders
  • vernauwing in de slagaders
  • verwijding of vernauwing van bloedvaten
  • hoeveelheid bloed
  • stroperigheid van bloed.  

Slide 27 - Tekstslide

welke van de onderstaande verhoogt het risico op artherosclerose?
A
roken
B
alcohol
C
vet eten
D
hypertensie

Slide 28 - Quizvraag

Slagaderverkalking
Door:

Stress
Roken
Cholesterol 
Hoge bloeddruk

Slide 29 - Tekstslide

hypotensie
A
lage bloedsuiker
B
een soort nijlpaard
C
Lage hartslag
D
Een lage bloeddruk

Slide 30 - Quizvraag

Termen
Systolische druk

Diastolische druk

hypertensie

hypotensie

Slide 31 - Tekstslide

Uitleg
Systole:  Bovendruk
De druk die het hart opbouwt tijdens het samenknijpen vd hartspier en het rondopompen van het bloed de slagader in.

Slide 32 - Tekstslide

Uitleg
Diastole = onderdruk
Het hart vult zich met bloed na een hartslag. De druk in de bloedvaten daalt op dat moment. 
Rust moment hart.

Slide 33 - Tekstslide

Hypotensie 90/60
Hypertensie 140/90

Slide 34 - Tekstslide

Bloeddruk
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk

Slide 35 - Tekstslide

mm Hg en RR
Kwik

Riva Rocci = uitvinder

RR 120/80mmhg

Slide 36 - Tekstslide

Wat zegt je bloeddruk over je gezondheid?
  • Het bloed 'drukt' tegen wanden van bloedvaten: bloeddruk
  • Bloeddruk verschilt in je lichaam

  • Hoge bloeddruk slecht op de lange termijn: beschadiging bloedvat
  • Lage bloeddruk kan zorgen voor duizeligheid en flauwvallen.

Slide 37 - Tekstslide

Contra Indicaties RR meten
  • Wonden/ breuken
  • Arm gezwollen (oedeem)
  • Arm verlamd (parese)
  • Okselkliertoilet
  • Infuus aanwezig.  

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Verhoogt lage of hoge bloeddruk de kans op een hartinfarct?
A
lage bloeddruk
B
hoge bloeddruk

Slide 42 - Quizvraag

Wat voor effect heeft adrenaline op de hartslag en de bloeddruk?
A
De hartslag daalt, bloeddruk neemt toe
B
De hartslag en bloeddruk nemen toe
C
De hartslag neemt toe, bloeddruk daalt
D
De hartslag en de bloeddruk dalen

Slide 43 - Quizvraag

Wat is de onderdruk?
A
De bloeddruk wanneer de kamers samentrekken.
B
De bloeddruk wanneer de boezems samentrekken.
C
De bloeddruk tijdens de hartpauze.

Slide 44 - Quizvraag

Wat is de bovendruk?
A
De bloeddruk wanneer de kamers samentrekken.
B
De bloeddruk wanneer de boezems samentrekken.
C
De bloeddruk tijdens de hartpauze.

Slide 45 - Quizvraag

De bloeddruk in de slagaders is hoog
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 46 - Quizvraag

Heeft iemand die regelmatig eventjes duizelig wordt als hij uit bed stapt last van lage of hoge bloeddruk?
A
lage bloeddruk
B
hoge bloeddruk

Slide 47 - Quizvraag

Door veroudering van de bloedvaten worden deze
A
Elastischer en wordt de bloeddruk hoger
B
Elastischer en wordt de bloeddruk lager
C
Minder elastisch en wordt de bloeddruk lager
D
Minder elastisch en wordt de bloeddruk hoger

Slide 48 - Quizvraag

vandaag
vandaag behandeld:
  • ademhaling
  • tensie

Slide 49 - Tekstslide

volgende week
temperatuur
bewustzijn

Slide 50 - Tekstslide