Lundi le 13 mai (H2c-s20)

Bonjour! Les vacances, c'était comment?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour! Les vacances, c'était comment?

Slide 1 - Tekstslide

Le programme 
  • On va parler français! Les vacances, alors?
  • Herhalen grammaire I en II
  • leren apprendre 8

Slide 2 - Tekstslide

Les vacances, c'était comment?
Qu'est-ce que tu as fait pendant les vacances?
- Je suis allé(e)/ j'ai été/ j'ai fait...
Avec qui?
- Avec....
- C'était comment?
- C'était...

Slide 3 - Tekstslide

Noem in het Frans een regelmatig werkwoord op -IR.

Slide 4 - Woordweb

Wat is de vertaling van het werkwoord kiezen?

Slide 5 - Open vraag

...en van eindigen?

Slide 6 - Open vraag

De stam van de regelmatige werkwoorden in de présent op -ir vind ik door ...
A
-ir eraf te halen
B
de uitgang achter het hele werkwoord te zetten

Slide 7 - Quizvraag

WW -ir présent :
Welke vorm is juist?
A
je finis
B
je choisit
C
tu finissons
D
tu choisissez

Slide 8 - Quizvraag

regelmatige ww op -ir

rougir : nous
A
tu rougis
B
tu rougit
C
nous rougons
D
nous rougissons

Slide 9 - Quizvraag

wat gebeurt er bij werkwoorden met ir in de P.C.?
A
ir wordt i
B
er gebeurt niks
C
ir wordt é
D
ir wordt u

Slide 10 - Quizvraag

Regelmatige werkwoorden op -ir present + passé composé
(sleep blauw op rood)
Je fin
Tu fin
On               fin
Elle fin
Nous fin
Vous                fin
On grand
Elles                 roug
ont
a
es
it
it
issez
issent
i
i
is
is
i
avez
issons

Slide 11 - Sleepvraag

Heb je het regelmatige werkwoord op IR onder de knie?
A
ja
B
nog niet

Slide 12 - Quizvraag

je prépare
vous étiez
elle a rencontré
passé composé
le présent
imparfait

Slide 13 - Sleepvraag

Wat is de imparfait?
A
v.t.t. - De voltooide tijd
B
o.v.t. - De verleden tijd
C
o.t.t. - De tegenwoordige tijd

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de imparfait?
A
beschrijving/gewoonte uit het verleden
B
een actie uit het verleden

Slide 15 - Quizvraag

De stam van de imparfait =
A
het vdw
B
hele ww - er / - ir / - re
C
het hele ww
D
nous-vorm présent min ONS

Slide 16 - Quizvraag

IMPARFAIT. Wat zijn de juiste uitgangen van de imparfait?
A
ai, as, a ons, ez, ont
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
is, ais, ait, ions, iez, aient
D
a, ez, ont, ais, et

Slide 17 - Quizvraag

Combineer de personen met de juiste uitgangen (imparfait)
-ais
-ais
- ait
- ions
- iez
-aient
Je
Tu
Elle
Nous
Vous
Ils / elles

Slide 18 - Sleepvraag

Wat is een imparfait?
A
il finissait
B
il finit
C
il a fini
D
il va finir

Slide 19 - Quizvraag

Nous (imparfait) ___
A
avons
B
avions
C
aivons
D
avaions

Slide 20 - Quizvraag

Je (regarder, imparfait)

Slide 21 - Open vraag

vendre, nous (imparfait)

Slide 22 - Open vraag

Je suis --> imparfait
A
J'avais
B
J'étais
C
Je étais

Slide 23 - Quizvraag

être, ils (imparfait)

Slide 24 - Open vraag

Maintenant
"Je leert nieuwe woorden uit unité 6."
-  Apprendre les mots 8 unité 6 p.120



Slide 25 - Tekstslide

Fin du cours - les objectifs
  • Ik kan iets vertellen over mijn vakantie.
  • Ik leer nieuwe woorden en herhaal de grammatica uit unité 6.

Les devoirs
Leren apprendre 8 p.120




  • Zet hw in je agenda.
     
  • Stoelen aanschuiven.

Slide 26 - Tekstslide