Voorbereiding vaardighedentoets

Programme
Straks weet je:

Wat je kunt verwachten van de online toets in week 5
Heb je herhaald wat je tot nu toe in klas 1 geleerd hebt

In deze Lessonup antwoord je in het Frans wanneer er een open vraag wordt gesteld
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Programme
Straks weet je:

Wat je kunt verwachten van de online toets in week 5
Heb je herhaald wat je tot nu toe in klas 1 geleerd hebt

In deze Lessonup antwoord je in het Frans wanneer er een open vraag wordt gesteld

Slide 1 - Tekstslide

Tu peux te présenter?

Slide 2 - Open vraag

Tu peux me présenter ta famille?

Slide 3 - Open vraag

Qu'est-ce que c'est?
A
C'est ma mère
B
C'est mon oncle
C
C'est un ordinateur
D
C'est un tigre

Slide 4 - Quizvraag

Qui est-ce?
A
Elle s'appelle Beyoncé
B
Elle a chanté la chanson Djadja.
C
Elle est chanteuse.
D
Elle s'appelle Aya Nakamura

Slide 5 - Quizvraag

Il s'appelle comment?
A
Il s'appelle Emmanuel Macron
B
Il s'appelle Mark Rutte
C
Il s'appelle Boris Johnson
D
Il s'appelle Zinedine Zidane

Slide 6 - Quizvraag

Qu'est-ce que c'est?
A
C'est un livre
B
C'est un canapé
C
C'est une armoire
D
C'est un tapis

Slide 7 - Quizvraag

Qu'est-ce que c'est?
A
C'est un fauteuil
B
C'est un sofa
C
C'est une fenêtre
D
C'est un lit

Slide 8 - Quizvraag

Kleuren, groot, klein etc.
noem 4 bijv. nw in het Frans

Slide 9 - Woordweb

Kies de juiste vertaling van de zin:
Zij hebben een groot huis
A
Ils font un grand maison
B
Ils ont une grande maison.
C
Elles ont un grand maison
D
Elles sont une grande maison

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal:
Ik heb twee zwarte t-shirts

Slide 11 - Open vraag

Combinez les couleurs
jaune
bleu
noir
gris
rouge
vert
blanc
orange
rose
brun /
marron
violet

Slide 12 - Sleepvraag


 avoir




il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 13 - Sleepvraag

13 / 30 / 14
50 / 60 / 19
vingt-quatre / dix-sept / trois
soixante-dix / sept / dix-huit
cinquante / soixante / dix-neuf
treize / trente / quatorze
24 / 17 / 3
70 / 7 / 18

Slide 14 - Sleepvraag

Noem 5 werkwoorden die eindigen op -er in het Frans (p.e. danser)

Slide 15 - Open vraag

Sleep de juiste "uitgangen" (waar het werkwoord op -er op eindigt) op de juiste onderwerpen (je, tu, il, etc)
Je
Tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles

ons

e

es

e

ez

ent

Slide 16 - Sleepvraag

C'est quel sport?
A
la boxe
B
l'équitation
C
la natation
D
le pétanque

Slide 17 - Quizvraag

Qu'est-ce qu'il fait comme sport?
A
Il joue au foot
B
Il joue au volleyball
C
Il fait du cyclisme
D
Il fait du judo

Slide 18 - Quizvraag

C'est quel sport?
A
ils jouent au rugby
B
ils jouent au handball
C
ils font la course à pied
D
ils jouent au basket

Slide 19 - Quizvraag

Qu'est-ce que tu aimes comme sport?
Probeer een hele zin te maken.

Slide 20 - Open vraag

Qu'est-ce que tu aimes à manger?
Antwoord in het Frans.

Slide 21 - Open vraag

Qu'est-ce que tu détestes?

Slide 22 - Open vraag

In hoeverre kende je de stof nog uit deze Lessonup? Geef jezelf een cijfer.
010

Slide 23 - Poll