werkwoorden V3

Vervoeg de werkwoorden
Kijk goed naar de gevraagde tijd
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Vervoeg de werkwoorden
Kijk goed naar de gevraagde tijd

Slide 1 - Tekstslide

Zet in de passé composé
tu (avoir)
A
es eu
B
avais
C
as eu
D
as été

Slide 2 - Quizvraag

Zet in de passé composé
tu (choisir)
A
es choisi
B
as choisis
C
as choisit
D
as choisi

Slide 3 - Quizvraag

Zet in de passé composé
vous (faire)
A
avons fait
B
avez fait
C
faisiez
D
ont fait

Slide 4 - Quizvraag

Zet in de futur proche
vous (aimer)
A
avez aimé
B
avez aimer
C
allez aimer
D
allez aimé

Slide 5 - Quizvraag

Zet in de passé composé
ils (aller)
A
sont allés
B
a allé
C
ont allé
D
sont allé

Slide 6 - Quizvraag

Zet in de passé composé
nous (être)
A
sommes été
B
a été
C
sommes
D
avons été

Slide 7 - Quizvraag

Zet in de présent
nous (attendre)
A
attendrons
B
attendez
C
attendent
D
attendons

Slide 8 - Quizvraag

Zet in de présent
vous (faire)
A
faitez
B
faites
C
font
D
fais

Slide 9 - Quizvraag

Zet in de passé composé
elles (aller)
A
vont
B
sont allés
C
va
D
sont allées

Slide 10 - Quizvraag

Zet in de futur proche
elle (aller)
A
va aller
B
est allée
C
va
D
va allé

Slide 11 - Quizvraag

Zet in de passé composé
nous (avoir)
A
avons
B
avons eu
C
avez eu
D
ont eu

Slide 12 - Quizvraag

Zet in de passé composé
ils (faire)
A
ont fais
B
avez fait
C
a fait
D
ont fait

Slide 13 - Quizvraag

Zet in de passé composé
elle (venir)
A
vient
B
est venue
C
est venu
D
est veni

Slide 14 - Quizvraag

zet in de présent
nous (choisir)
A
choisissons
B
choississons
C
choisisons
D
choisissez

Slide 15 - Quizvraag

zet in présent
nous (finir)
A
finisons
B
finissons
C
finissez
D
finises

Slide 16 - Quizvraag

zet in futur proche
je (manger)
A
mange
B
va manger
C
vais manger
D
vais mangé

Slide 17 - Quizvraag

zet in de passé composé
Anna is gegaan

Slide 18 - Open vraag

zet in de passé composé
Pierre heeft gehad

Slide 19 - Open vraag

zet in de présent
jullie werken (travailler)

Slide 20 - Open vraag

zet in passé composé
jullie hebben gedanst (danser)

Slide 21 - Open vraag

zet in futur proche
u gaat kiezen (choisir)

Slide 22 - Open vraag