2. November 2023/Kapitel 2 Gesundheit/Grammatik

Startaufgabe

Einen Kater haben!
Was bedeutet das?
timer
5:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Startaufgabe

Einen Kater haben!
Was bedeutet das?
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

die Hausaufgaben

Gelernt:
- Lernübersicht Kapitel 1 (Lernliste N-D/D/N, Grammatik E)
- Lernliste N-D/D-N Kapitel 2
Gemacht:
- die Aufgaben 18 und 19 zu E Grammatik






























Slide 2 - Tekstslide

Was weißt du am Ende dieser Stunde?
Präsentationen:
  • Dustin, Madeaux, Milou, Cas
  • Lis, Tess, Eva, Carice?

  • üben mit 'werden' im Präsens
  • de vormen van het persoonlijk voornaamwoord
Wie werden wir das machen?

  • präsentieren
  • selbständig arbeiten: das Verb 'werden' im Präsens
  • Uitleg vormen en zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

Präsentation

  • Dustin, Madeux, Milou, Cas
  • Lis, Tess, Eva, Carice
Morgen:

  • Noah, Mohamed, Yves
  • Morris, Jordi, Diego
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Evaluatie
Welke twee betekenissen heeft het werkwoord 'werden'?

Slide 6 - Tekstslide

Üben: werden. Schrijf de zinnen over!
Ergänze die richtige Form von 'werden' im Präsens (t.t)  oder im Perfekt (o.v.t.):

1 Mit wem ....... ihr nach Hamburg gehen?
2 Johanna ....... dir helfen, wenn sie Zeit hat.
3 Wann ...... du mir mit Deutsch helfen?
4 Ihr ....... den Bus nie schaffen!
5 Ich ........ nie vergessen was du mir angetan hast.
6 Was ist meine kleine Nichte groß ..............

timer
4:00

Slide 7 - Tekstslide

Lösung
1 Mit wem werdet ihr nach Hamburg gehen?
2 Johanna wird dir helfen, wenn sie Zeit hat.
3 Wann wirst du mir mit Deutsch helfen?
4 Ihr werdet den Bus nie schaffen!
5 Ich werde nie vergessen was du mir angetan hast. 
6 Was ist meine kleine Nichte groß geworden.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is je strategie bij het invullen van de juiste vorm van het werkwoord?
Tips!

Slide 9 - Tekstslide

Vormen
Lidwoorden en persoonlijke voornaamwoorden kunnen een andere vorm krijgen.
Bijv: ich - mir - mich
du - dir -dich
der - dem - den

Wanneer?

  • Na voorzetsels
  • als het betreffende zinsdeel een lijdend of meewerkend voorwerp is.

Slide 10 - Tekstslide

Hoe heten die vormen?
Nominativ = onderwerp
Dativ = meewerkende vorm
Akkusativ = lijdende vorm

Slide 11 - Tekstslide

We starten met de persoonlijke voornaamwoorden en voorzetsels
Nominativ = onderwerp
Akkusativ = lijdende vorm

Slide 12 - Tekstslide

De nominativvorm heb je al geleerd.
Na de volgende voorzetsels komt altijd de Akkusativvorm:
durch: door
für: voor
ohne: zonder
um: om
bis: tot
gegen: tegen
entlang: langs
Aufgabe 18 und 19 zu Grammatik E

Slide 13 - Tekstslide

Selbständig arbeiten

Was? Oefen de verleden tijd van haben en sein op:
https://www.verbuga.eu/Duits/Mise.html
Wie? Allein, selbständig
Hilfsmittel?
Ergebnis (resultaat): >70%


Brauchst du nicht üben?

Mache die Aufgaben 18, 19.

Kun je al verder!
Bekijk Grammatik A en maak de opdrachten 20 en 21.

Slide 14 - Tekstslide

die Hausaufgaben
Gemacht
- die Aufgaben 20 und 21  zu Teil E Grammatik (Kapitel 2)
Gelernt
- Lernliste Kapitel 2 N-D  (slim stampen)
- Lernliste D-N Teil A, C, D und H
Wiederholen:
- Lernübersicht Kapitel 1 (lernliste N-D und D-N und Grammatik E)


























Slide 15 - Tekstslide

Aufgabe Sprechen
Was? Ergänze die Sätze rechts
Wie? Nachschlagen und Stichwörter notieren 
Mit wem? Allein, selbständig
Ergebnis? Du kannst den Satz ergänzen, wenn die Lehrerin dich fragst.

1. Rauchen finde ich ......., weil.....
2. Manchmal bin ich müde, vor allem wenn .......
3. Ich habe Stress wenn........
4. Ich bin glücklich wenn ........
5. Ich bekommen Kopfschmerzen/Bauchschmerzen/Rücenschmerzen  von ....
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide