Compréhension orale Noël

Compréhension orale 
Noël!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Compréhension orale 
Noël!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Hoelang duurt het nog voor dat het kerst is?
A
1 maand
B
1 week
C
1 dag
D
1 uur

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel mensen van 75 jaar en ouder zijn alleen met Kerst?
A
4 %
B
14 %
C
34 %
D
40 %

Slide 4 - Quizvraag

Wat willen de organisaties bereiken met al hun hulp?
A
Meer broederschap in de samenleving
B
Meer Kerstdiners organiseren voor daklozen.
C
Meer bezoeken aan bejaardentehuizen brengen
D
Meer Kerstmarkten organiseren.

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel gesprekken heeft 25% van de 75+ maximaal per jaar met mensen die ze zelf gekozen hebben?
A
3
B
13
C
30
D
300

Slide 6 - Quizvraag

Wie doet wat?
Online kits verkopen met daarin affiches die mensen in hun gebouw kunnen ophangen, met daarop ideeën voor het bevorderen van contact tussen buren.
A
Secours catholique
B
Secours populaire
C
Voisins solidaires
D
Mission de France

Slide 7 - Quizvraag

Wie doet wat?
“Kerst in de metro”.
A
Secours catholique
B
Secours populaire
C
Voisins solidaires
D
Mission de France

Slide 8 - Quizvraag

Wie doet wat?
Organiseren van Circusvoorstellingen en bioscoopbezoeken voor kinderen.
A
Secours catholique
B
Secours populaire
C
Voisins solidaires
D
Mission de France

Slide 9 - Quizvraag

Wie doet wat?
Gratis diner op een boot voor 600 personen in Parijs.
A
Secours catholique
B
Secours populaire
C
Voisins solidaires
D
Mission de France

Slide 10 - Quizvraag

Que peut-on faire avec les cadeaux qui ne sont pas désirés?
A
On peut les donner à quelqu’un qui fête son anniversaire.
B
On peut les donner à un organisation qui les redistribue à Noël.
C
On peut les garder pour Noël prochain.
D
On peut les donner à nos voisins.

Slide 11 - Quizvraag

C’est quoi ‘voisinage’ ? C’est un(e) …
A
application qui réalise le contact entre les voisins et les âgées isolées.
B
diner entre voisins et personnes âgées isolées.
C
fête pour les voisins sponsorisé par le gouvernement pour encourager le contact entre voisins.
D
projet architecturale qui construit des bâtiments où vivent les personnes âgées et les jeunes.

Slide 12 - Quizvraag

Il y a de plus en plus de …
A
bénévoles âgées
B
jeunes bénévoles
C
bénévoles qui arrêtent
D
donateurs

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Quel pays est le plus grand consommateur de sapins?
A
La France
B
Le Royaume Uni
C
Les états Unis
D
Les Pays-Bas

Slide 15 - Quizvraag

Vrai ou faux ? Avoir un sapin chez toi veut dire que tu est coupable à la destruction des forêts.
A
Vrai
B
Faux

Slide 16 - Quizvraag

Vrai ou faux?
Si on coupe un sapin en France on est obligé de planter un autre.
A
Vrai
B
Faux

Slide 17 - Quizvraag

Vrai ou faux? Avoir un sapin chez toi améliore la qualité de l’air dans la maison.
A
Vrai
B
Faux

Slide 18 - Quizvraag

Qu’est-ce qui N’est PAS un avantage du transport des sapins par hélicoptère
A
Geen vrachtwagen nodig
B
Tijdswinst
C
Ook gebruik helikopter buiten het toeristisch seizoen.
D
Minder uitstoot CO2

Slide 19 - Quizvraag

Normalement les sapins poussent pendant …
A
entre 5 et 10 ans
B
5 ans
C
10 ans
D
15 ans

Slide 20 - Quizvraag

80% des sapins qu’on utilise à Noël vient de …
A
France
B
Canada
C
États unis
D
Autriche

Slide 21 - Quizvraag

Pourquoi on préfére le Nordman?
A
Parce qu’il résiste mieux à la chaleur
B
Parce qu’il est plus vert
C
Parce qu’il retient sa bonne forme
D
Parce qu’il est plus écolo.

Slide 22 - Quizvraag

Qu’est-ce qu’on doit faire (avec son sapin) après Noël?
A
Jeter dans la rue
B
Replanter dans le jardin
C
Recycler
D
Garder au grenier

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video

Mettez les phrases dans le bon ordre

Noteer je antwoord als volgt bij de volgende opdracht. 
1-A
2-B
3-C
Etc.

Slide 25 - Tekstslide

Mettez les phrases dans le bon ordre
A.Vogeltje vraagt aan bomen of hij bij ze mag wonen.
B. Een stem zegt hem zegt tegen het vogeltje bij hem te komen.
C. Het vogeltje kan niet naar het zuiden vliegen, omdat zijn vleugel gebroken is.
D. Bomen behielden hun bladeren.
E. Alleen de spar behoud zijn groene kleur in de winter.
F. Andere bomen lachen de spar uit en er steekt een storm op.

Slide 26 - Open vraag

Bonnes vacances !!

Slide 27 - Tekstslide