Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
4H - 14 juni - ontleden + 1e 3e 4e naamval HERH
Heute
Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
Herhaling voorzetsels 3e naamval
Lernziele dieser Unterrichtsstunde:
1. Je weet hoe je het stappenplan naamvallen moet gebruiken.
2. Je kunt zinnen in het Duits ontleden.
3. Je kent de vormen van de DER-groep en EIN- Gruppe.
1 / 28
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 4
In deze les zitten
28 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Heute
Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
Herhaling voorzetsels 3e naamval
Lernziele dieser Unterrichtsstunde:
1. Je weet hoe je het stappenplan naamvallen moet gebruiken.
2. Je kunt zinnen in het Duits ontleden.
3. Je kent de vormen van de DER-groep en EIN- Gruppe.
Slide 1 - Tekstslide
Ontleden ja/nee?
Om te bepalen welke naamval je voor een zinsdeel moet gebruiken, kun je enkele stappen zetten:
stap 1: Zoek naar een voorzetsel in het zinsdeel.
stap 2: Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin naar
onderwerp
,
lijdend voorwerp
en
meewerkend voorwerp.
Slide 2 - Tekstslide
welke naamval krijg je na de voorzetsels:
bis, durch, für, gegen, ohne, um, entlang
A
2e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
3e/4e naamval
Slide 3 - Quizvraag
welke naamval krijg je na de voorzetsels:
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu
A
2e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
3e/4e naamval
Slide 4 - Quizvraag
welke naamval krijg je na de voorzetsels:
an, auf, hinter, in, über, unter, vor, zwischen
A
2e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
3e/4e naamval
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
stap 2: Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin naar onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
onderwerp: 1e naamval
meewerkend voorwerp: 3e naamval
lijdend voorwerp: 4e naamval
Slide 7 - Tekstslide
Ontleden (net als in het Nederlands)
4e naamval? ➔ lijdend voorwerp
3e naamval ➔ meewerkend voorwerp
vraag: “aan wie/ voor wie” ? = meewerkend voorwerp
Ik
heb
voor
mijn moeder
een krant
gekocht
Slide 8 - Tekstslide
Ontleden (net als in het Nederlands)
Ich
habe
meiner Mutter
eine Zeitung
gekauft
[
onderwerp
] [
meew. vw
] [
lijdend vw
]
1e 3e 4e
Slide 9 - Tekstslide
Der Gruppe & Ein Gruppe
Slide 10 - Tekstslide
Zoals de
der-
Gruppe:
dies-,
welch-,
jed-, jen
manch-,
solch, all
Zoals de
ein-
Gruppe:
mein-,
dein-,
sein-,
enz.
(alle bezittel.
vnw.)
Slide 11 - Tekstslide
Doe altijd hetzelfde!
Staat er een voorzetsel?
Ja --> kies dan meteen de juiste naamval
nee --> ga ontleden en kies op die manier de juiste naamval
Slide 12 - Tekstslide
Kurz üben...
Slide 13 - Tekstslide
Onzijdig woord der-Gruppe in de vierde naamval
A
der
B
das
C
die
D
dem
Slide 14 - Quizvraag
Mannelijk woord der-Gruppe wordt in de derde naamval
A
der
B
dem
C
das
D
den
Slide 15 - Quizvraag
Vrouwelijk woord der-Gruppe wordt in de derde naamval
A
die
B
der
C
dem
D
den
Slide 16 - Quizvraag
welke woorden horen bij de:
der Gruppe
A
dein-
B
ihr-
C
dem
D
die
Slide 17 - Quizvraag
De bepaalde lidwoorden en
dies-, jed-, jen-, manch-, solch-
etc. horen bij de ....
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe
Slide 18 - Quizvraag
De bezittelijke voornaamwoorden horen bij de ....
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe
Slide 19 - Quizvraag
Nu zelf een paar zinnen ontleden...
Slide 20 - Tekstslide
Wat is in deze zin het onderwerp?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk
A
...(mijn) Mutter
B
gibt
C
... (haar) Vater
D
... (een) Geschenk
Slide 21 - Quizvraag
Wat is in deze zin de persoonsvorm?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk
A
...(mijn) Mutter
B
gibt
C
... (haar) Vater
D
... (een) Geschenk
Slide 22 - Quizvraag
Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk
A
... (mijn) Mutter
B
gibt
C
... (haar) Vater
D
... (een) Geschenk
Slide 23 - Quizvraag
Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk
A
... (mijn) Mutter
B
gibt
C
... (haar) Vater
D
... (een) Geschenk
Slide 24 - Quizvraag
Wat is in deze zin het onderwerp?
Der Mann schreibt seinen Eltern einen Brief
A
Der Mann
B
seinen Eltern
C
schreibt
D
einen Brief
Slide 25 - Quizvraag
Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?
Der Mann schreibt seinen Eltern einen Brief
A
Der Mann
B
seinen Eltern
C
schreibt
D
einen Brief
Slide 26 - Quizvraag
Wat is in deze zin de persoonsvorm?
Der Mann schreibt seinen Eltern einen Brief
A
Der Mann
B
seinen Eltern
C
schreibt
D
einen Brief
Slide 27 - Quizvraag
Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?
Der Mann schreibt seinen Eltern einen Brief
A
Der Mann
B
seinen Eltern
C
schreibt
D
einen Brief
Slide 28 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
1e 3e 4e nv ontleden 3tl/4tl
November 2022
- Les met
33 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 4
1e 3e 4e nv ontleden 3tl/4tl
Januari 2024
- Les met
28 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 4
1. ontleden + 1e 3e 4e naamval HERH
Mei 2021
- Les met
32 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 4
hoofdstuk 10 ontleden 1e 3e 4e naamval herhaling
September 2021
- Les met
37 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 4
1. bezit + 1e 3e 4e naamval HERH DRAFT
Mei 2021
- Les met
45 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 4
Ontleden klas 4D/E Ooostwende
December 2022
- Les met
26 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 4
ontleden + 1e en 4e naamval
Juni 2021
- Les met
26 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
HA3: Periode D: herhaling naamvallen
April 2022
- Les met
24 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3