Paragraaf 2.4: Zwanger

Welkom!
Pak je spullen:
  • Laptop
  • Biologie boek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de tas!

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je spullen:
  • Laptop
  • Biologie boek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de tas!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
1e uur:
  • Uitleg Paragraaf 2.3: Hormonen
  • Zelfstandig werken aan 2.3

2e uur: 
  • Uitleg Paragraaf 2.4: Zwangerschap
  • Zelfstanding werken aan 2.4




Slide 2 - Tekstslide

Wat is de functie van GnRH?
A
Stimuleren van de Geslachtsorganen
B
Stimuleren van de Hypothalamus
C
Stimuleren van de hypofyse
D
Remmen van de Hypothalamus

Slide 3 - Quizvraag

FSH heeft bij mannen invloed op de
A
Sertoli cellen
B
Leydig cellen
C
spermatocyten

Slide 4 - Quizvraag

Welke hormonen maakt de hypofyse?
A
oestrogeen & LH
B
FSH & LH
C
LH & progesteron
D
Oestrogeen & FSH

Slide 5 - Quizvraag

Wat stimuleert LH bij de man?
A
vorming van zaadcellen door de sertolicellen
B
Vorming van testosteron door de cellen van Leydig
C
Vorming van FSH door de follikel
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 6 - Quizvraag

Waar wordt oestrogeen geproduceerd?
A
Hypofyse
B
hypothalamus
C
Follikel
D
Nieren

Slide 7 - Quizvraag

Paragraaf 2.4: Zwanger

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoel

4.1 Je kunt de ontwikkeling van zygote tot volgroeide baby beschrijven.

4.2 Je kunt beschrijven hoe een zygote zich ontwikkelt tot meercellig organisme door differentiatie van stamcellen en apoptose.

4.3 Je kunt de fasen van de geboorte beschrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe zat dat ook al weer bij de mens?
We spreken van bevruchting als:
A
Er een embryo is ontstaan
B
De kern van de zaadcel is versmolten met de kern van de eicel
C
er een zaadcel in de eicel is gekomen
D
bevruchting? dat is toch iets met vruchten...

Slide 10 - Quizvraag

Waar vindt bevruchting in de vrouw plaats?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Wat gebeurt er na bevruchting?

Slide 13 - Tekstslide

Klievingsdelingen!
  • De eerste delingen nadat een eicel is bevrucht.
  • Dit gebeurt in het bevruchtingsmembraan
  • Vinden in de eileider plaats
  • Cellen groeien dan nog niet (de cellen worden dus steeds kleiner!)

Slide 14 - Tekstslide

celdeling(klievingsdeling)

Slide 15 - Tekstslide

Innesteling
Het klompje cellen nestelt zich in het baarmoederslijmvlies nadat het in de baarmoeder is aangekomen.

Op de plek waar het klompje cellen het baarmoederslijmvlies raakt ontstaat de placenta.

Slide 16 - Tekstslide

Hormonen zwangerschap
  1. Het ingenestelde klompje cellen (embryo) maakt HCG aan.
  2. HCG houdt het gele lichaam in stand.
  3. Het gele lichaam blijft progesteron aanmaken.
  4. Progesteron remt de aanmaak van LH en FSH.
  5. Progesteron houdt het baarmoederslijmvlies in stand (dik en klierrijk)


Slide 17 - Tekstslide

Hormonen zwangerschap
  1. Gebrek LH/FSH voorkomt nieuwe menstruatie.
  2. Gele lichaam verdwijnt enkele weken later toch.
  3. Aanmaak HCG en progesteron wordt overgenomen door placenta.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Placenta en navelstreng
Het embryo is door de navelstreng verbonden met de placenta.
In de placenta:
  • Zuurstof en voedingsstoffen van moeder 
      naar het embryo
  • Afvalstoffen van het embryo naar 
      de moeder
  • Placenta: uitwisseling van stoffen door diffusie en actief transport

Slide 21 - Tekstslide

Placenta


Ook ziekteverwekkers, sommige geneesmiddelen, alcohol, nicotine en drugs kunnen door de vliezen in de placenta heen.

Slide 22 - Tekstslide

Embryo
Vruchtwater (bescherming embryo)

Zygote: bevruchte eicel
Embryo: vanaf week 2
Foetus: vanaf week 8

Slide 23 - Tekstslide

Celdifferentiatie: uit stamcellen ontstaan gespecialiseerde cellen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Indaling: door samentrekkingen van de baarmoederwand komt het hoofdje van de foetus in de bekkenholte te liggen

Slide 26 - Tekstslide

Ontsluiting: door weeën (samentrekkingen van de baarmoeder) worden de baarmoederhals en de baarmoedermond wijder  vruchtvliezen breken vaak

Slide 27 - Tekstslide

Uitdrijving: door persweeën komt het kind ter wereld

Slide 28 - Tekstslide

Nageboorte
De placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden uitgedreven.

Slide 29 - Tekstslide

Celdifferentiatie
Tijdens embryonale ontwikkeling -> ontstaan weefsels/organen
Stamcellen ontwikkelen tot alle verschillende typen
Cellen beïnvloeden elkaar door afgifte stoffen -> celdifferentiatie
Waar cel zich bevindt, bepaalt welke delen van het DNA tot uiting komen
Soms geprogrammeerde celdood - apoptose
Voorbeeld apoptose - vingers tijdens ontwikkeling verbonden met vliezen. cellen uit vliezen moeten voor geboorte afsterven


Slide 30 - Tekstslide

Stamcellen
  • Stamcellen kunnen nog veranderen in andere soorten cellen (differentiatie).
  • Embryonale stamcellen kunnen zich nog in ALLE soorten cellen ontwikkelen.
  • Adulte (volwassen) stamcellen kunnen zich enkel nog in een AANTAL soorten cellen ontwikkelen.
  • Voorbeeld: (Adulte) stamcellen in het beenmerg kunnen zich in verschillende type bloedcellen ontwikkelen.

Slide 31 - Tekstslide

Lesdoel checken!
Kan jij..
  • de ontwikkeling van zygote tot volgroeide baby beschrijven?


  • beschrijven hoe een zygote zich ontwikkelt tot meercellig organisme door differentiatie van stamcellen en apoptose?


  • de fasen van de geboorte beschrijven?

Slide 32 - Tekstslide

Welk hormoon wordt met 2 aangegeven?
(Tip: kijk in BiNaS tabel 86C)
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 33 - Quizvraag

Welk hormoon wordt met 4 aangegeven?
(Tip: kijk in BiNaS tabel 86C)
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 34 - Quizvraag

Welke twee hormonen zorgen voor het dikker worden van het baarmoederslijmvlies?
A
HCG en Progesteron
B
LH en FSH
C
Oestrogenen en HCG
D
Oestrogenen en progesteron

Slide 35 - Quizvraag


De afbeelding geeft schematisch de ontwikkeling van een eicel in de eierstok van een vrouw weer gedurende een bepaalde periode.
Is deze vrouw op tijdstip Q zwanger?
A
ja
B
nee
C
dat is niet uit de gegevens af te leiden

Slide 36 - Quizvraag

Bij een vrouw die zwanger wordt, vindt een aantal processen plaats.
Zet de volgende processen in de goede volgorde. 
1
2
3
4
5
6
ovulatie
bevruchte eicel groeit uit tot klompje cellen
geboorte
ontwikkeling van het embryo
bevruchting
innesteling

Slide 37 - Sleepvraag

Wat is de volgorde van een bevalling?
Indaling
Weeën
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte

Slide 38 - Sleepvraag

Aan de slag!
 Havo:
Paragraaf 2.4: opdracht 38 t/m 44


VWO: 
Paragraaf 2.4: opdracht  50 t/m 64


Opdrachten niet af = huiswerk














Slide 39 - Tekstslide