JAMVGH2-BV2 Herhaling H 1-2

Marketing is:
A
Het verkrijgen van markt door het bevredigen van behoeften van afnemers.
B
De wetenschap waarbij zoveel mogelijk producten verkocht moeten worden.
C
Het verkrijgen van een duidelijk herkenbare plaats in de ogen van de afnemer ten overstaan van het aanbod van de concurrent.
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
CommercieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Marketing is:
A
Het verkrijgen van markt door het bevredigen van behoeften van afnemers.
B
De wetenschap waarbij zoveel mogelijk producten verkocht moeten worden.
C
Het verkrijgen van een duidelijk herkenbare plaats in de ogen van de afnemer ten overstaan van het aanbod van de concurrent.

Slide 1 - Quizvraag

Economie op grote schaal, zoals de economie van een heel land, valt onder de
A
macro-economie
B
maso-economie
C
meso-economie
D
micro-economie

Slide 2 - Quizvraag

In 2018 zijn er in Nederland 443.812 personenauto’s verkocht. Dit noemen we de:
A
additionele vraag
B
effectieve vraag
C
initiële vraag
D
potentiele vraag

Slide 3 - Quizvraag

De aanschaf van een tweede auto noemen we:
A
additionele vraag
B
effectieve vraag
C
initiële vraag
D
potentiele vraag

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen concrete markt?
A
weekmarkt
B
veiling
C
kapitaalmarkt
D
beurs

Slide 5 - Quizvraag

Heterogeen oligopolie:
A
is een marktvorm met één aanbieder en een uniek product.
B
is een marktvorm met enkele aanbieders (en veel vragers) en een ongelijksoortig product
C
is een marktvorm met enkele aanbieders (en veel vragers) en een gelijksoortig product
D
is een marktvorm met heel veel aanbieders en een gelijksoortig product.

Slide 6 - Quizvraag

Trade marketing:
A
omvat de marketingactiviteiten van een producent gericht op distribuanten (detailhandel, groothandel) van zijn producten.
B
omvat de marketingactiviteiten van een producent specifiek gericht op de detailhandel.
C
is de marketing door bedrijven die zich richten op doorverkoop of wederverkoop van goederen aan consumenten.
D
omvat de marketingactiviteiten van een producent specifiek gericht op de groothandel.

Slide 7 - Quizvraag

Detaillistenmarketing:
A
omvat de marketingactiviteiten van een producent gericht op distribuanten (detailhandel, groothandel) van zijn producten.
B
omvat de marketingactiviteiten van een producent specifiek gericht op de detailhandel.
C
is de marketing door bedrijven die zich richten op doorverkoop of wederverkoop van goederen aan consumenten.
D
omvat de marketingactiviteiten van een producent specifiek gericht op de groothandel.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is geen functie van een marktonderzoek?
A
het verzamelen van informatie
B
belonen van vaste klanten
C
het evalueren van de marketingactiviteiten
D
het uitvoeren van experimenten.

Slide 9 - Quizvraag

Als door middel van een enquête wordt onderzocht of consumenten de campagne hebben opgemerkt en erdoor zijn beïnvloed, ben je informatie aan het verzamelen die betrekking heeft op:
A
de klanten
B
de markt
C
de concurrenten
D
evalueren marketingactiviteiten

Slide 10 - Quizvraag

Kwalitatief onderzoek:
A
is onderzoek dat gericht is op het achterhalen van achterliggende motieven en meningen.
B
is onderzoek dat gericht is op het verkrijgen van cijfermatige informatie.
C
is een onderzoek uitgevoerd voor meer opdrachtgevers tegelijk.
D
is een onderzoek uitgevoerd voor een opdrachtgever.

Slide 11 - Quizvraag

Waar is geen sprake van het verzamelen van primaire gegevens?
A
equete
B
observatie
C
experiment
D
desk-research

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen externe bron?
A
Publicaties van onderzoeksbureaus
B
Internet
C
Vakliteratuur
D
Klachtenregister

Slide 13 - Quizvraag

Stelling: De informatie die met deskresearch wordt verzameld, kan alleen bestaan uit interne gegevens.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Stelling: Fieldresearch vraagt meestal meer inspanning dan deskresearch en brengt meer kosten met zich mee.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Stelling: Kwantitatief onderzoek wordt vaak gehouden met een kleine groep respondenten.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Bij welke enquête is het risico van beïnvloeding van de respondent het grootst?
A
digitale enquête
B
mondelinge enquête
C
schriftelijke enquête
D
telefonische enquête

Slide 17 - Quizvraag

Een benchmark
A
is een onderdeel van de situatieanalyse en wordt gebruikt om de externe omgeving van een onderneming in kaart te brengen.
B
wordt gebruikt om de externe omgeving van een onderneming in kaart te brengen.
C
is een vergelijkend onderzoek waarbij de prestaties van organisaties wordt onderzocht en met elkaar worden vergeleken.
D
bekijkt hoe de distributie in elkaar zit en welke eventuele kansen en bedreigingen er aanwezig zijn.

Slide 18 - Quizvraag

Welke vorm van marktonderzoek gebruik je bij een uitbreiding, herstructurering of verplaatsing van je bedrijf?
A
Afnemersanalyse
B
Bedrijfstakanalyse
C
Haalbaarheidsonderzoek
D
Koopgedraganalyse

Slide 19 - Quizvraag

Welk onderwerp vond je het lastigst

Slide 20 - Woordweb

Waar wil je nog meer van weten?

Slide 21 - Woordweb