Het bijvoeglijk naamwoord 3HV

L' adjectif qualificatif
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

L' adjectif qualificatif

Slide 1 - Tekstslide

  Het bijvoeglijk naamwoord
Een BN zegt iets over een zelfstandig naamwoord (personen, dieren, dingen).
Vorm: 



Plaats: NL: BN vòòr zelfstandig naamwoord
         FR: BN meestal achter zelfstandig naamwoord
MNL
VRL
ENV
    -
    e
MV
    s
   es

Slide 2 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Voorbeelden:
Je regarde une ….......                   série  intéressant
Il achète un …........                       pull                beau
Ma mère a une ….....................    voiture   nouveau 
Elle voudrait deux....                        tee-shirts   vert 


série interessante
beau pull
nouvelle voiture
 tee-shirts verts

Slide 3 - Tekstslide

  Het bijvoeglijk naamwoord
UITZONDERING:
 -e (VRL)
Als het BN eindigt op -e, geen extra e
bv: une chose rouge
-s, -x (MNL) en MV
Als het BN eindigt op -s of -x, geen extra s 
bv: un livre français/ deux livres français
      un vieux sac/ des vieux sacs 

Slide 4 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Voorbeelden:   
Je cherche ma …                              robe      rouge 

Il rencontre trois ….                        garçon    français
robe rouge
garçons français

Slide 5 - Tekstslide

   Het bijvoeglijk naamwoord
Bijzondere vrouwelijke vormen

 -x
Als het BN eindigt op -eux, eindigt de vrouwelijke vorm op -euse.
B.v.: heureux = heureuse / jaloux = jalouse
 -f
Als het BN eindigt op -if, eindigt de vrouwelijke vorm op -ve.
B.v: sportif = sportive/ intensif = intensive

Slide 6 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord....
A
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
B
zegt iets over een werkwoord

Slide 7 - Quizvraag

Waar moet je op letten bij het bijvoeglijk naamwoord?
A
plek (voor/achter zelfst .nwrd)
B
vorm ( mannelijk /vrouwelijk/meervoud)
C
vorm en plek
D
op de juf???

Slide 8 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist vorm?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les chaussures verts.
B
Elle porte les chaussures vert.
C
Elle porte les chaussures verte.
D
Elle porte les chaussures vertes.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Alyssa est très heureux
B
Alyssa est très heureus
C
Alyssa est très heureuse
D
Alyssa est très heureuxs

Slide 11 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord: vrouwelijke vorm meervoud van 'Sportif'
A
Sportive
B
Sportives
C
Sportifs
D
Sportif

Slide 12 - Quizvraag

Merci de votre attention.
Huiswerk: Leren voor de SO

Slide 13 - Tekstslide