Oefenen verwijswoorden
1 / 12
Lesduur is: 10 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Het team heeft ___
tactiek gewijzigd.
tactiek gewijzigd.
A
haar
B
zijn
Slide 2 - Quizvraag
Het meisje ___
ons hielp ken ik nog van vroeger.
ons hielp ken ik nog van vroeger.
A
die
B
dat
Slide 3 - Quizvraag
Als je een product koopt en ___ gaat stuk, heb je recht op garantie.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun
Slide 4 - Quizvraag
Vul aan:
Hij schonk ___ een kopje koffie in.
Hij schonk ___ een kopje koffie in.
A
hen
B
hun
Slide 5 - Quizvraag
Vul aan:
De tranen sprongen ___ in de ogen.
De tranen sprongen ___ in de ogen.
A
hun
B
hen
C
bij hun
D
bij hen
Slide 6 - Quizvraag
Vul aan:
De activiteitenweek is het leukste ___ ik heb meegemaakt.
De activiteitenweek is het leukste ___ ik heb meegemaakt.
A
dat
B
wat
Slide 7 - Quizvraag
Vul aan:
Het meisje ___ daar loopt, heeft een mooie jas aan.
Het meisje ___ daar loopt, heeft een mooie jas aan.
A
dat
B
wat
C
die
Slide 8 - Quizvraag
Vul aan:
Harry heeft nooit zin om te wandelen, ___ best verrassend is voor een hond.
Harry heeft nooit zin om te wandelen, ___ best verrassend is voor een hond.
A
dat
B
wat
Slide 9 - Quizvraag
Vul aan:
Het liedje ____ ik je vertelde, draait nu op de radio.
Het liedje ____ ik je vertelde, draait nu op de radio.
A
over wie
B
waarover
Slide 10 - Quizvraag
Vul aan:
Het konijntje, ____ jij laatst een hok had getimmerd, is heel blij.
Het konijntje, ____ jij laatst een hok had getimmerd, is heel blij.
A
voor wie
B
waarvoor
Slide 11 - Quizvraag
Vul aan:
Ik ga straks op bezoek bij mijn oma, ___ ik graag tijd doorbreng.
Ik ga straks op bezoek bij mijn oma, ___ ik graag tijd doorbreng.
A
met wie
B
waarmee
