7. Wereldcampus: maatschappij en ik (les 6) M2B

De Maatschappij en IK!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldcampusMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

De Maatschappij en IK!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Telefoon
  • De leerlingen hebben hun telefoon thuis, in de kluis of in het Zakkie
  • Wanneer de leerling toch de telefoon erbij pakt, volgt een eerste waarschuwing
  • De leerling wordt in de gelegenheid gesteld zich te corrigeren en zijn/haar telefoon alsnog in het Zakkie te doen. 
  • Wanneer een leerling geen Zakkie bij zich heeft, dan dient de leerling deze thuis op te halen of een nieuwe te kopen bij de balie (5 euro). 
  • Wanneer een leerling weigert volgt de procedure van “eruit gestuurd”.  
Startklaar 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning

- Leesmoment en actualiteit
- Terugblik
- Lesdoelen Argumenten
- Uitleg eindopdracht
- Oefeningen eindopdracht
- Afsluiting

Slide 4 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

LEZEN 10 min
Leesmoment
timer
10:00
https://nos.nl/collectie/13970/artikel/2540769-vijf-vragen-over-de-vn-vredemissie-unifil
Stap 1: lees de tekst;
Stap 2: schrijf VIJF 
kernwoorden op

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEZEN 10 min
Actualiteit
https://npo.nl/start/serie/nos-journaal-20-00-uur/seizoen-61/nos-journaal_95667/afspelen
Stap 1: kijk en luister naar het fragment;
Stap 2: schrijf VIJF kernwoorden op

Slide 6 - Tekstslide

Vanaf 07:05 tot 09:38

Slide 7 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik-opdracht:
Wat weet jij van kinderrechten?

Slide 8 - Woordweb

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen.

Wat zijn kinderrechten?
A
Regels waar kinderen zich aan moeten houden
B
Afspraken voor hoe je met kinderen moet omgaan
C
Klassenregels
D
Regels voor volwassenen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie gelden kinderrechten?
A
Alle kinderen van 0-16 jaar wereldwijd
B
Alle Nederlandse kinderen van 0-18 jaar
C
Alle kinderen van 0-18 jaar wereldwijd
D
Alle kinderen van de Johan de Witt

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Over welk onderwerp gaan kinderrechten NIET?
A
Overleven
B
Beschermen
C
Ontwikkeling ondersteunen
D
Zakgeld

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het goed met kinderrechten in Nederland?
A
Ja
B
Redelijk, maar kan beter
C
Niet zo goed
D
Slecht

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

      Lesdoelen
- De leerlingen weet het verschil tussen feit, mening, standpunt.
- De leerlingen kennen objectieve en subjectieve argumenten.
- De leerlingen kunnen uitleggen dat objectieve, feitelijke argumenten overtuigender zijn dan zijn subjectieve
niet-feitelijke argumenten. 





Slide 13 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Feit, mening, standpunt
Feit: objectief en verifieerbaar (te checken) gegeven. Voorbeeld: "Water kookt bij 100 graden celcius"
Mening: opvatting of overtuiging van een persoon. Voorbeeld: "Ik vind chocolade het lekkerste eten ter wereld"
Standpunt: mening onderbouwen door feiten en persoonlijke opvattingen en overtuigingen. 

Standpunten vormen de basis voor discussies, debat en besluitvorming

Slide 14 - Tekstslide

Laat de leerlingen nadenken over situaties waar deze rechten nu niet gelden

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Objectief argument
Objectieve argumenten: dit zijn feitelijke argumenten gebaseerd op  gegevens en bewijs. Ze zijn verifieerbaar (te checken) en kunnen door anderen worden bevestigd. 

Slide 15 - Tekstslide

Laat de leerlingen nadenken over situaties waar deze rechten nu niet gelden

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Subjectief argument
Subjectieve argumenten: zijn niet-feitelijke argumenten gebaseerd op opvattingen, persoonlijke overtuigingen en emoties en niet verifieerbaar (te checken). Kan variëren van persoon tot persoon. 

Ze worden overtuigender door onderbouwing met een objectief argument.

Slide 16 - Tekstslide

Laat de leerlingen nadenken over situaties waar deze rechten nu niet gelden

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Voorbeeld
Argument 1: Het is herfst, omdat de meteorologische weerkalender aangeeft dat ieder jaar op 21 september officieel de herfst begint. 

Argument 2: Het is herfst, want ik voel dat het frisser begint worden. 

Welk argument is beter? En waarom?

Slide 17 - Tekstslide

Laat de leerlingen nadenken over situaties waar deze rechten nu niet gelden

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Voorbeeld
Argument 1: Kinderrechten zijn belangrijk, want deze afspraken zijn door bijna alle landen van de wereld vastgelegd in het VN-Kinderrechten verdrag.

Argument 2: Kinderrechten zijn belangrijk, want ik vind het belangrijk dat kinderen geholpen worden.

Welk argument is beter? En waarom?

Slide 18 - Tekstslide

Laat de leerlingen nadenken over situaties waar deze rechten nu niet gelden

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

    Begrippen uit deze les
- Objectieve argumenten
- Subjectieve argumenten
- Soorten argumenten

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag - discussie

Stelling 1: Kinderrechten zijn alleen belangrijk in arme landen. 

Schrijf een argument vóór deze stelling.
Schrijf een argument tegen deze stelling.

Drie minuten zelf in stilte werken!

Slide 20 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Aan de slag - discussie
Stelling 2: Gehandicapte kinderen moeten anders behandeld worden dan kinderen zonder handicap.

Schrijf een argument vóór deze stelling.
Schrijf een argument tegen deze stelling.

Drie minuten zelf in stilte werken!

Slide 21 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Aan de slag - discussie
Stelling 3: Als kinderen veel huiswerk moeten doen, dan is dat kinderarbeid.

Schrijf een argument vóór deze stelling.
Schrijf een argument tegen deze stelling.

Drie minuten zelf in stilte werken!

Slide 22 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Opdracht - discussie

Stelling: Het zou goed zijn voor kinderen wanneer zij  alleen maar verplicht naar school hoeven tot 15 jaar. 

Schrijf drie argumenten vóór deze stelling.
Schrijf drie argumenten tegen deze stelling.

Meebrengen naar de volgende les. 

Slide 23 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Afsluiting
Tas pas inpakken NADAT docent dit heeft gezegd. 
Blijf zitten op je plek.

Als de bel gaat/docent het zegt: 
Schuif je stoel aan. 
Neem je afval mee en gooi het in de prullenbak.
Verlaat het lokaal rustig. 

Slide 24 - Tekstslide

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner.

Afsluiting
- Wat is het belangrijkste dat je hebt geleerd?

- Waar wil je meer over leren? 

- Wat moet je de volgend keer meenemen:
   werkboekje in werkmap
   
- Zijn er nog vragen?

Slide 25 - Tekstslide

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner.

Slide 26 - Link

Deze slide heeft geen instructies