HNE Duits mavo 2 les 13 Montag, 10. Oktober

Herbst
Montag, 10. Oktober
Willkommen 
mavo 2b
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herbst
Montag, 10. Oktober
Willkommen 
mavo 2b

Slide 1 - Tekstslide

was machen wir heute?

-Kijk- en Luisteren
-herhalen stof toets



-
Ziel: eind van de les ben je goed voorbereid op toets

Slide 2 - Tekstslide

Wenn der Herbst anfängt, entdecken viele Menschen bei sich zu Hause plötzlich viele große, dicke Spinnen. Wir erklären euch, warum das so ist.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

D-Prüfung
Buch Schritt 1-8
Seite 74

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Haben und sein
  • Wat betekent sein?
  • Wat betekent haben?

  • Onregelmatig ww
  • Gewoon leren!! 
pers. vnw
haben
sein
ich
habe
bin
du
hast
bist
er / sie / es
hat
ist
wir
haben
sind
ihr
habt
seid
sie / Sie
haben
sind

Slide 7 - Tekstslide

haben und sein

Slide 8 - Tekstslide


Haben  
             oder 
Sein 
Tekst?????

Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden in het Duits

Slide 10 - Tekstslide

Ik
jij 
hij
zij
het
wij
jullie
zij 
U
ihr 
er
Sie 
wir 
sie (enkelvoud)
du
sie (meervoud)
es
ich 

Slide 11 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 12 - Sleepvraag

het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 13 - Sleepvraag

Grammatik: haben & sein  - vervoegen 

Slide 14 - Tekstslide

du .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 15 - Quizvraag

ihr .................... (sein)
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid

Slide 16 - Quizvraag

Agnes und Martin .............
A
seid
B
sind
C
bist
D
ist

Slide 17 - Quizvraag

Das Kind ............
A
bin
B
bist
C
ist
D
seid

Slide 18 - Quizvraag

Warum ............. Sie hier? (sein)
A
seid
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 19 - Quizvraag

es .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
haben
D
hat

Slide 20 - Quizvraag

du .................... (sein)
A
bist
B
bin
C
ist

Slide 21 - Quizvraag

ihr .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe

Slide 22 - Quizvraag

ich .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe
D
hat

Slide 23 - Quizvraag

Ich ........... 14 Jahre alt (sein)
A
habe
B
bin

Slide 24 - Quizvraag

wir ................. einen Hund (haben)
A
sind
B
haben

Slide 25 - Quizvraag

Mein Freund ............. ein Haus
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 26 - Open vraag

Was ............ deine Handynummer ?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 27 - Open vraag

Warum .......... du jetzt in Hamburg?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 28 - Open vraag

Meine Mutter ............ 40 Jahre alt.
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 29 - Open vraag

Opa und Oma .................... ein neues Auto.

Slide 30 - Open vraag

Das Mittagessen ............. nicht lecker.

Slide 31 - Open vraag

Ihr ............... zu Hause keine (geen) Wurst.

Slide 32 - Open vraag

Frau Meier, ..................... Sie ein bisschen Zeit (tijd)?

Slide 33 - Open vraag

Hausaufgaben: lernen für Prüfung Montag, 17. Oktober

Slide 34 - Tekstslide