Sociaal Netwerk lesweek 6

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 2

Vak: Sociaal Netwerk

Fase: 4

Docenten: Bianca Kriek en Frank van Aken

Programma 

Wat?	Hoe lang?
Opening	5 minuten
Terugblik vorige week	20 minuten
Theorie benutten van een sociaal netwerk	15 minuten
Opdracht	25 minuten
Zelfstandig aan het werk	15 minuten
Afsluiten les	10 minuten

Terugblik vorige week

Vorige week hebben we het gehad over hechting. Wat is blijven hangen van de theorie?

Noteer op een blaadje jouw antwoord op de volgende vragen. Na het beantwoorden van de vijf vragen bespreek je jouw antwoorden met een klasgenoot die naast je zit. 

De vragen zijn:

1. Wat houdt volgens jou de hechtingstheorie in?
2. Hoeveel verschillende hechtingsstijlen zijn er?
3. Welke hechtingsstijlen ken je?
4. Wat kunnen gevolgen op een latere leeftijd zijn van een onveilige hechting?
5. Waarom is het belangrijk voor jou om iets te weten over hechting?

1: De hechtingstheorie stelt dat de kwaliteit van de relatie tussen een kind en een hechtingsfiguur belangrijk is voor de verdere emotionele ontwikkeling van het kind

2: vier stijlen

3;: veilig gehecht, vermijdend gehecht, ambivalent gehecht, gedesorganiseerd gehecht

4: diverse: verlatingsangst, bindingsangst, weinig zelfvertrouwen, 

Voorbeeld strange situation experiment (5 minuten)

Kijktip:

Let vooral op de het kind als de moeder

weg gaat en weer terugkomt. Wat zie 

je dat er gebeurt?

0

Doel van deze les

Aan het einde van de les kun je je cliënt ondersteunen bij het inschakelen van zijn netwerk

Waarom is dat belangrijk?

Uit de rubric van de eindopdracht:

Criterium 7: 

Legt actief contact met de naastbetrokkene(n)

Criterium 8: 

Maakt gebruik van de kennis, ervaring en deskundigheid van naastbetrokken(en)

Formele ondersteuning en informele ondersteuning

Het netwerk van de cliënt bestaat uit formele ondersteuning en informele ondersteuning. 

Formele ondersteuning wordt geleverd door professionals. Voorbeelden: huisarts, fysiotherapeut, de persoonlijk begeleider of logopedist. Informele ondersteuning wordt door niet-professionals geleverd.

Informele ondersteuning

Informele ondersteuning bestaat uit drie groepen:

1. Mantelzorgers
2. Vrijwilligers
3. Ervaringsdeskundigen

Wie kan uitleggen wat de verschillen zijn tussen deze drie groepen?

Het benutten van een sociaal netwerk

Om iemand netwerk te kunnen benutten kun je gebruik maken van de sociale netwerkstrategie. Dit is een manier van werken waarbij je de client zelf de leiding laat nemen. De sociale netwerkstrategie bestaat uit 3 stappen:

1. Netwerkkompas: Je onderzoekt hierbij het probleem. Wat zou de cliënt anders willen, wie zou hem daarbij kunnen helpen?
2. Netwerkberaad: de mensen die zouden kunnen helpen, komen bij elkaar. De cliënt legt zijn situatie uit en vraagt hulp. Gezamenlijk wordt een plan gemaakt
3. Samenwerking: Het plan wordt uitgevoerd

Het benutten van een sociaal netwerk - aan de slag!

1. Lees uit Methodisch begeleiden Thema 11.4 (Het netwerk benutten) en 11.5 (verdieping)
2. Maak tweetallen
3. Vraag je klasgenoot om iets te bedenken wat hij graag wil leren of wil bereiken.
4. Breng nu samen met je klasgenoot zijn/haar netwerk in kaart. Gebruik hier twee verschillende instrumenten voor
5. Onderzoek samen met je klasgenoot of er mensen uit het netwerk zijn die zouden kunnen helpen om het doel te bereiken. Hoe zouden deze mensen kunnen helpen?
6. Wissel als jullie klaar zijn met stap 5

Na de opdracht zullen drie koppels aangewezen worden die iets mogen vertellen over hun opdracht!

Nabespreking

Presenteer (kort) de uitkomsten van je opdracht. Vertel in ieder geval iets over:

• Welke instrumenten heb je gebruikt om het netwerk in kaart te brengen?
• Wat wilde je klasgenoot leren/bereiken?
• Hoe kan het netwerk helpen om dit doel te bereiken?
• Welke voordelen heeft het inschakelen van het netwerk voor je klasgenoot?

Zelf aan de slag

Je mag kiezen waar je aan gaat werken voor de rest van de les. Voorwaarde is wel dat je bezig bent met de module sociaal netwerk.

Je kunt bijvoorbeeld:

• De theorie van deze les lezen
• De theorie van vorige lessen lezen
• De eindopdracht en rubric lezen
• De eindopdracht voorbereiden

Afronding les

Noteer op een blaadje:

• 3 dingen die je deze les geleerd hebt
• 1 ding dat de docent vandaag goed gedaan heeft
• 1 ding dat jij zelf vandaag goed gedaan hebt

Maak er een prop van en gooi het naar de docent