23/24 irr verbs 7

Show what you know
5 vragen over .....?
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Show what you know
5 vragen over .....?

Slide 1 - Tekstslide

De leerlingen krijgen vijf vragen/feiten over 1 onderwerp, persoon, begrip of gebeurtenis.

Van de vijf vragen moeten ze er tenminste drie goed hebben beantwoord. 
Onregelmatige werkwoorden 7

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gaan
Hij/ zij het
hele
ww
volt
deel
woord
1
verleden 
tijd
goed
 went
want
go
goes
goen
gone
goned
gones

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie
to go -----------  went    -------   gone 

hele werkwoord
1
verleden tijd
2
voltooid deelwoord
3

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

geven
Hij/ zij het
hele
ww
volt
deel
woord
2
verleden 
tijd
gaves
given
gives
gived
gaved
gave
given
gaven
give

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie
to give ---------  gave     -------   given 

hele werkwoord
1
verleden tijd
2
voltooid deelwoord
3

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vriezen
Hij/ zij het
hele
ww
volt
deel
woord
3
verleden
tijd
freeze
freezed
frozes
freezes
froze
frozed
frozen
freezen
freze

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie
to freeze---------  froze     -------   frozen 

hele werkwoord
1
verleden tijd
2
voltooid deelwoord
3

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vallen
Hij/ zij het
hele
ww
past
simple
volt
deel
woord
4
to fall
felt
feels
falls
fell
fled
fallen
to feel
flew

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie
to fall -----------  fell     ----------   fallen 

hele werkwoord
1
verleden tijd
2
voltooid deelwoord
3

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Vertaal naar het Nederlands (hoofdletter & punt)
Suze has had a headache.
5

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies