Lees per vraag en alinea. Eerst de vraag, daarna de alinea houd scherp wat de vraag ook alweer was. Bedenk steeds wat voor type vraag het is:
*Grote lijn/ helicopter: antwoorden gaan over de hele alinea ( geen detail ) (À quoi sert/ qu’est-ce qui est vrai/ qu’est-ce qu’on peut lire, qu’est-ce que l’auteur dit.. )
*Bewering: lees eerst de beweringen en onderstreep de zoektermen, wat kan je makkelijk terugvinden in de tekst. Lees zin voor zin.
*Gatentekst: zin ervoor en zin ernaar. Eerst je eigen keuze maken, dan pas antwoorden lezen. Zoek de woorden die je niet kent op in een woordenboek
*Detailvraag: bv wat zegt de minister of “citaat”….. Ga dan naar het stuk waar de minister of het citaat begint in de tekst. Het antwoord staat er meestal achter of net voor.