De present simple is de tegenwoordige tijd.
Wanneer gebruik je de present simple?
Je gebruikt de present simple bij feiten, gewoontes en regelmatige gebeurtenissen. Dit kun je zien aan de signaalwoorden (bijvoorbeeld: always, never, often, sometimes, every day/ week)
Hoe maak je de present simple?
Je gebruikt voor de present simple het hele werkwoord. Bij he/ she/ it zet je hier een 's' achter.
Voorbeeldzinnen:
I take the bus to school every day.