Als 2 producten worden gegeten waarin evenveel koolhydraten zitten, kan bij het ene product sneller meer glucose in het bloed komen dan bij het andere. De zogenaamde glycemische respons verschilt. Daarom wordt ook wel gesproken over ‘snelle’ en ’langzame’ koolhydraten.
Maat voor glycemische respons = glycemische index: hoe snel Kh worden verteerd en als glucose worden opgenomen;
lage glycemische index: trage, meer geleidelijke stijging van bloedsuikergehalte
hoge glycemische index: snelle stijging met sterke schommelingen
invloed op gezondheid niet bekend
Slide 34 - Tekstslide
hoe wordt de glycemische index bepaald? (verdieping)
GI bepalen:
De stijging van het bloedsuikergehalte na het eten van 50 gram koolhydraten van een product (A) wordt vergeleken met de stijging van bloedsuikergehalte na het eten van witbrood of glucose (B) door dezelfde persoon.
De stijging van het bloedsuikergehalte wordt gedurende 2 uur gevolgd. Vervolgens worden de metingen van A en B met elkaar vergeleken. De verhouding tussen deze 2 metingen bepaalt de GI-waarde ((A/B)*100). De GI van glucose is 100.
Bij eten met een hoge GI ligt de GI rond de 70 of hoger. Een lage GI is een GI van minder dan 55.
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Video
bloedsuikergehalte
maaltijd: bloedsuikergehalte stijgt tot 1 tot 2 uur na de maaltijd, daarna daling onder invloed van insuline;
insuline zorgt ervoor dat glucose snel door de weefsels wordt opgenomen;
bloedsuikergehalte onder ondergrens: uit alvleesklier glucagon: stijging bloedsuiker tot normaal niveau;
na ca. 3 uren bloedsuikergehalte op laagste punt
Slide 37 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met glycemische respons?
A
verhoging bloedsuikergehalte door opname koolhydraten
B
verhoging glycogeengehalte glycogeen door opname koolhydraten
C
verlaging bloedsuikergehalte door opname koolhydraten
D
verlaging glycogeengehalte door opname koolhydraten
Slide 38 - Quizvraag
Wat betekent het als een product een hoge glycemische index heeft?
Slide 39 - Open vraag
Voor welke doelgroep is de glycemische index van voedingsmiddelen belangrijk om te kennen?
Slide 40 - Open vraag
Welk hormoon zorgt voor verlaging van de bloedsuikerspiegel?
A
glucagon
B
amylase
C
secretine
D
insuline
Slide 41 - Quizvraag
Wat is de functie van glucagon?
Slide 42 - Open vraag
te hoge opname Kh
lichaam kan weinig glucose opslaan: koolhydraten uit voeding worden vooral verbrand;
veel koolhydraten + meer calorieën binnenkrijgen dan je verbruikt: lichaam haalt energie uit koolhydraten, slaat vet uit de voeding op;
te veel calorieën (koolhydraten, vetten, of eiwitten): leidt altijd tot een toename in lichaamsvet;
stabiele energiebalans: net zoveel calorieën binnen als verbruik;
normaal voedingspatroon + stabiele energiebalans: glucose maar voor een klein deel (1-3%) omgezet in vet (triglyceriden);
te veel Kh veroorzaken leefstijlziekten: tandcariës, obstipatie, diabetes, obesitas
Slide 43 - Tekstslide
tekort aan Kh
lichaam maakt in de lever glucose uit aminozuren (eiwit) of uit glycerol (vet)
gebeurt onder invloed van groeihormoon en de stresshormonen adrenaline en cortisol
weinig koolhydraten uit voeding, maar wel voldoende vetten en eiwitten: onvolledige verbranding vetzuren, kan leiden tot acidose: te hoog zuurgehalte bloed
te weinig koolhydraten, vetten en eiwitten: ondervoeding
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Video
alcohol
levert energie en is daarom voedingsstof (1 gram alcohol levert 29kJ/7kcal);
ontstaat door gisting koolhydraten (aardappel, graan, suikerhoudend afval);
sociaal geaccepteerd genotmiddel met schadelijke gevolgen voor gezondheid;
standaardglas: bevat 10 gram/12ml alcohol;
alcohol wordt snel geresorbeerd (al in de maag), 5 minuten na consumptie zit er al alcohol in het bloed;
voedsel in de maag zorgt voor tragere opname;
sterkere alcohol blijft langer in de maag: kan maagslijmvlies aantasten.
Slide 46 - Tekstslide
alcohol
hoeveelheid alcohol in bloed wordt uitgedrukt in promille;
promille hangt af van: hoeveelheid genuttigde alcohol + hoeveelheid lichaamsvocht + snelheid van afbraak alcohol;
dus: klein persoon krijgt sneller gevolgen dan groot persoon, vrouwen sneller dan mannen (i.v.m. hoeveelheid lichaamsvocht).
Slide 47 - Tekstslide
kenmerken alcoholgebruik
opwekkende werking;
vermindert spanning;
hoger opleidingsniveau, hogere alcoholconsumptie;
regionale verschillen
stijging alcoholgebruk door jongeren
Slide 48 - Tekstslide
alcohol en gezondheid
beperkt gebruik (1 glas per dag): verlaagt kans op beroerte, diabetes type 2 en dementie;
1,5- 2 glazen per dag: verhoogd risico op hartziekten, beroerte en kanker (borstkanker al bij 1 glas per dag);