1b - Quiz voor toetsweek 4

Welkom!
1
WELKOM!
2
Werkboek
  Laptop
Leg op tafel:
Log in:
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
1
WELKOM!
2
Werkboek
  Laptop
Leg op tafel:
Log in:

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.

De quiz bestaat uit drie kleuren.
Houd per kleur bij hoeveel vragen je goed hebt!
De grote proefwerkquiz begint nu.

Slide 2 - Tekstslide

Ik zal een aantal herhalingstaken klaarzetten in NUMO voor het SO.
  • H5.3 - Je weet wat feiten en meningen zijn.
  • H5.3 - Je kunt verwijswoorden in een tekst herkennen.  
  • H5.7 - Je kunt een bijvoeglijk naamwoord herkennen.
  • H5.7 - Je kunt een voorzetsel herkennen.
  • H5.7 - Je kunt een telwoord herkennen.
  • H4.8 - Je kunt de verleden tijd van sterke werkwoorden
                 goed schrijven.
  • H3.8 - Je kunt het meervoud van het zelfstandig
                 naamwoord  met -s goed schrijven.



LEERDOELEN

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstdoel hoort bij een informatieve tekst?
A
Overtuigen
B
Amuseren
C
Informeren
D
Activeren

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Een informatieve tekst bevat nooit een mening."
Waar of niet waar?
A
Waar, want in een informatieve tekst staan alleen feiten.
B
Niet waar, er kan een mening van een ander in de tekst staan.
C
Niet waar, de schrijver mag in een informatieve tekst zijn/haar mening geven.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je komt in de tekst een woord tegen dat je niet kent. Wat doe je?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe weet je of iets een feit is?
A
Een feit is wat je ergens van vindt.
B
Als het geschreven staat, is het altijd een feit.
C
Een feit kun je controleren.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de tekst bij opdracht 14 van H5.3. Typ daarna hier de alineanummers van de inleiding, de kern en het slot.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

"De leerlingen voetballen tegen de lerares. De hele school komt kijken. Ze scoren wel zes goals!"

Waarnaar verwijst het woord 'ze'?
A
De leerlingen
B
De lerares
C
Zes goals
D
De hele school

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Mijn broertje fietste met zijn beste vriendje naar school. Ze reden heel hard! Een lerares reed hem bijna aan. Wat was hij geschrokken!"
Waarnaar verwijst het woord 'hij'?
A
De lerares
B
Zijn beste vriendje
C
Mijn broertje

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Dit woord zegt iets over een werkwoord
B
Dit woord zegt iets over een voorzetsel
C
Dit woord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
D
Dit woord zegt iets over een lidwoord

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De
mooie
bloemen
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig
naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos

Lokalen
klein

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter, sinds
C
raam, deur, wand, vakantie
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Typ alle voorzetsels in deze zin:

Tijdens de vakantie zaten we vaak aan het strand.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen voorzetsel.
A
op
B
over
C
met
D
lang

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de telwoorden in deze zin?

"Het was de eerste keer dat hij een negen had gehaald."
A
eerste, keer
B
eerste, keer, negen
C
keer, negen
D
eerste, negen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de stam van 'verhuizen'?
A
verhuiz
B
verhuis

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zwakke werkwoorden maak je door:
A
klankverandering
B
stam +te(n) of stam +de(n)

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn broer ..................... vorige week naar Australië.
A
verhuiste
B
verhuisde
C
verhuisden
D
verhuisten

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn zoon en zijn vriendin ......................... urenlang op het vliegveld.
A
wachten
B
wachtte
C
wachte
D
wachtten

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van:

euro
A
euros
B
euro's
C
euroen
D
euroos

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep het woord naar de juiste meervoudsvorm
meervouden met een -s
meervouden op 's
pinda
repetitie
menu
paraplu
pyjama
bezem

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goede meervouden
Foute meervouden
lelies
ponys
manege's
ijsjes
kados
boefjes

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.

  • 15 of minder vragen goed?
     Je kent de lesstof nog niet goed genoeg. Leer alle 
     leerteksten uit je hoofd en maak een NUMO-taak.

  • 16 of meer goed? Jij kunt een toets maken voor een
     ander!
Wow! Je hebt 21 vragen beantwoord!




Je kunt ook nog de Test Jezelf maken van 5.3, 5.7 en 4.8.

Slide 25 - Tekstslide

Er staat een aantal herhalingstaken klaar in NUMO. Er zijn ook drie leerpleinopdrachten voor de leerlingen die de quiz heel goed hebben gemaakt.
  • Ruim je je plek op?

  • We blijven zitten tot de bel
     gaat.

  • Schuif je je stoel aan voordat 
     je het  lokaal verlaat?
Tot ziens!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies