5.4 Ecosystemen

Thema 5               Ecologie


B4
Ecosystemen
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 5               Ecologie


B4
Ecosystemen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen B4: 1e
  • Je kunt de voedselrelaties en de informatienetwerken binnen een ecosysteem beschrijven
  • Je kunt de energiestroom door een ecosysteem beschrijven

Begrippen: vraat, signaalstoffen, voedselketen, predatie, toppredator, voedselweb/voedselnet, trofisch niveau, producenten, assimilatie, koolstofassimilatie, foto-autotroof, chemosynthese, chemo-autotroof, voortgezette assimilatie, consumenten, dissimilatie, detrivoren (afvaleters), reducenten, mineralisatie, piramide van aantallen, piramide van biomassa, biomassa, bruto primaire productie (BPP), netto primaire productie (NPP), productiviteit, 

Slide 2 - Tekstslide

Met andere woorden...
  • Je kunt werken met voedselketens en een voedselweb.
  • Je weet wat producenten, consumenten en reducenten zijn.
  • Je kunt voorbeelden van assimilatie en dissimilatie geven
  • Je kunt werken met ecologische piramides (aantallen maar vooral biomassa) en energiestromen (Binas 93A)
  • Je weet wat bedoeld wordt met bruto primaire (/secundaire) productie en netto primaire (/secundaire) productie

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Samenvattend

Producenten en consumenten laat men zien in een voedselketen of voedselweb, reducenten niet. De pijlen geven aan in welke richting voedsel (of energie) wordt doorgegeven.

Reducenten zijn wel erg belangrijk voor het afbreken van organische stoffen in anorganische stoffen, zodat planten die weer op kunnen nemen en de kringloop compleet is.


Slide 9 - Tekstslide

Afvaleters breken de organische stoffen van dode organismen af naar kleinere stoffen, soms ziet men die terug in een web.

Een andere naam voor afvaleters is detritivoren. De resten die detritivoren achterlaten, worden verder afgebroken door reducenten.

Slide 10 - Tekstslide

Trofische niveaus, ordes van consumenten

Slide 11 - Tekstslide

Assimilatie vs dissimilatie

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen B4: 2e
  • Je kunt de voedselrelaties en de informatienetwerken binnen een ecosysteem beschrijven
  • Je kunt de energiestroom door een ecosysteem beschrijven

Begrippen: vraat, signaalstoffen, voedselketen, predatie, toppredator, voedselweb/voedselnet, trofisch niveau, producenten, assimilatie, koolstofassimilatie, foto-autotroof, chemosynthese, chemo-autotroof, voortgezette assimilatie, consumenten, dissimilatie, detrivoren (afvaleters), reducenten, mineralisatie, piramide van aantallen, piramide van biomassa, biomassa, bruto primaire productie (BPP), netto primaire productie (NPP), productiviteit 

Slide 13 - Tekstslide

Met andere woorden...
  • Je kunt werken met voedselketens en een voedselweb.
  • Je weet wat producenten, consumenten en reducenten zijn.
  • Je kunt voorbeelden van assimilatie en dissimilatie geven
  • Je kunt werken met ecologische piramides (aantallen maar vooral biomassa) en energiestromen (Binas 93A)
  • Je weet wat bedoeld wordt met bruto primaire (/secundaire) productie en netto primaire (/secundaire) productie

Slide 14 - Tekstslide

Piramides en stromen in ecosystemen
Een emergente eigenschap van ecosystemen is dat er energiestromen en stofstromen plaatsvinden.
Kijkend naar de aantallen is het meestal dat elk volgend niveau minder individuen heeft dan het niveau ervoor. Dit hoéft echter niet zo te zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Per trofisch niveau is er energieverlies (90%) door dissimilatie en uitwerpselen. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Energiestroomschema producent - Binas 93A2

Slide 19 - Tekstslide

Energiestroomschema consument - Binas 93A2

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

0

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

In hoeverre heb je de onderstaande leerdoelen begrepen?
- Je kunt de voedselrelaties en de informatienetwerken binnen een ecosysteem beschrijven
- Je kunt de energiestroom door een ecosysteem beschrijven
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Aan de slag
Maak opgaven 19, 20, 22, 23 
Bestudeer de LessonUp over Basisstof 5 
Maak opgaven 26 t/m 31

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Welk antwoord was juist (vorige dia)
A
Antwoord A
B
Antwoord B
C
Antwoord C
D
Antwoord D

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een ecosysteem?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
A en B
D
Een bepaald gebied, waarin de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen

Slide 29 - Quizvraag

Welke organismen kunnen producent zijn?
A
Planten
B
Dieren
C
Bacteriën en schimmels
D
Planten en sommige bacteriën en archaea

Slide 30 - Quizvraag

Welke organismen kunnen consument zijn?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 31 - Quizvraag

Welke organismen kunnen reducent zijn?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 32 - Quizvraag

Horen afvaleters bij producenten, consumenten of reducenten?
A
producenten
B
consumenten
C
reducenten

Slide 33 - Quizvraag

Wanneer planten en dieren sterven zonder te worden opgegeten, worden de organische stoffen afgebroken door
A
consumenten
B
eurocenten
C
reducenten
D
producenten

Slide 34 - Quizvraag

Welke schakel bestaat uit heterotrofe organismen?
A
Producenten
B
Consument 2e en 3e orde
C
Alle consumenten
D
Alle producenten en consumenten

Slide 35 - Quizvraag

In welke schakel vindt fotosynthese (=koolstofassimilatie) plaats?
A
Alleen producenten
B
Alleen consumenten
C
Zowel producenten en consumenten
D
Niet in producenten of consumenten

Slide 36 - Quizvraag

Neemt de hoeveelheid biomassa in elke volgende schakel toe of af?
A
Neemt toe
B
Neemt af

Slide 37 - Quizvraag

Wat stelt 4 voor?
A
Aerobe dissimilatie
B
Anaerobe dissimilatie
C
Dode resten dieren
D
Voortgezette assimilatie

Slide 38 - Quizvraag

Wat stelt 6 voor?
A
Fotosynthese
B
Aerobe dissimilatie
C
Anaerobe dissimilatie
D
Dode planten

Slide 39 - Quizvraag

Wat stelt 10 voor?
A
Reducenten
B
Aerobe dissimilatie
C
Anaerobe dissimilatie
D
Resten van dode planten

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Tekstslide

In de vorige dia zag je een voedselketen? Wat was het voedsel voor de toppredator?
A
Konijn
B
Groene kikker
C
Vuursalamander
D
Zandhagedis

Slide 42 - Quizvraag

Wat betekenen de pijlen in een voedselketen?
A
wordt gegeten door
B
organische stof
C
energie
D
alle bovengenoemden

Slide 43 - Quizvraag

Slide 44 - Tekstslide

Welk organisme is een producent? (meerdere opties mogelijk)
A
Zoöplankton
B
Fytoplankton
C
Een eik
D
Eikenprocessierups

Slide 45 - Quizvraag

Dode resten van organismen worden gegeten door detrivoren (afvaleters) en deze zijn net als andere dieren dus consumenten.
A
Fout
B
Goed

Slide 46 - Quizvraag

Assimilatie vs Dissimilatie

Slide 47 - Tekstslide

Zie afbeelding vorige dia. Bij welk nummer zou je fotosynthese invullen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 48 - Quizvraag

Bij welke diersoorten is component F in een energiestroomdiagram het grootst?
A
Carnivoren
B
Omnivoren
C
Herbivoren
D
Component F is niet variabel

Slide 49 - Quizvraag