In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Hoe maak ik een betoog?
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert wat een betoog is.
Je leert wat een goede opbouw is van een betoog.
Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging.
Je leert een betoog schrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Opbouw van een betoog
- Besteed niet te veel tijd aan je titel! Verzin deze als laatste.
Inleiding met stelling
Kern met argumentatie - Minimaal twee argumenten voor - Minimaal een argument tegen - Weerlegging van het tegenargument
Slot
Slide 3 - Tekstslide
Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst.
Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!
Slide 4 - Tekstslide
INLEIDING
- Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
- Uitdagende openingszin
- Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
- Anekdote
- Persoonlijke ervaring
- Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
- Eindigen met je stelling
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
SLOT
Herhaling van de stelling
Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
Toekomstverwachting
Je mag ook een combinatie maken!
Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie
Slide 7 - Tekstslide
SLOT (vervolg)
Je kunt kiezen voor een 'uitsmijter' als laatste zin, zodat jouw tekst beter blijft hangen bij de lezer. Doe dit alleen als je zin ook echt geschikt is, dus ergens op slaat!
Slide 8 - Tekstslide
Een betoog heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 9 - Quizvraag
Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument
Slide 10 - Quizvraag
[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt
Slide 11 - Quizvraag
Wat doet een schrijver als hij als tekstdoel OVERTUIGEN heeft?
A
Hij legt uit en geeft vooral feiten
B
Hij probeert je een mening te geven met argumenten.
C
Hij probeert je te overtuigen iets te gaan doen.
D
Hij schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.
Slide 12 - Quizvraag
Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte.
Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte
Slide 13 - Quizvraag
Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid.
Slide 14 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Meervoudige argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Slide 15 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Het is slecht voor je gezondheid.
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je lever.
Slide 16 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Meervoudige en onderschikkende argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is slecht voor je lever.
Je kunt niet adequaat reageren.
Slide 17 - Tekstslide
Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.
Voorbeeld:
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).
Slide 18 - Tekstslide
Even samenvatten
een betoog heeft als tekstdoel overtuigen
een betoog schrijf je naar aanleiding van een stelling
een stelling is een zin waarover je van mening kunt verschillen
je gebruikt in een betoog argumenten (redenen) om je mening duidelijk te maken
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Hoe verzin je zelf een stelling?
Stelling is kort en krachtig
Een stelling is zo eenvoudig mogelijk
Er mag geen ontkenning in staan
Je moet iets verzinnen waar mensen het oneens over kunnen zijn
Er mag geen argument in de stelling staan
Slide 21 - Tekstslide
Betoog
Je geeft je mening
Stelling nodig
Argumenten
Duidelijke conclusie
Overtuigende tekst
De ander overtuig je door jouw argumenten
Zin waarover je van mening kunt verschillen
Uitleg en voorbeeld geven
Conclusie in het slot
Slide 22 - Tekstslide
Opdracht: Schrijf een betoog
Gebruik 1 van onderstaande stellingen:
Leraren hebben een taak in de opvoeding.
Gewelddadige games moeten verboden worden.
Het maken van reclames voor alcohol moet worden verboden.
Alle energie moet voortaan zonne-energie zijn.
Nederland moet zich losmaken van de Europese Unie.
Appen op de fiets moet verboden worden.
Middelbare scholieren moeten gratis gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer.
Abortus moet verboden worden.
Iedereen moet orgaandonor zijn.
De Nederlandse overheid moet de verkoop van tabakswaren verbieden.
Slide 23 - Tekstslide
Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen; nu heeft hij een flinke studievertraging opgelopen!
Wat is het argument in bovenstaande argumentatie?
A
Marcus heeft een flinke studievertraging opgelopen.
B
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen.