In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Hoe kun je als jongere in de schulden komen?
Slide 1 - Open vraag
Wat kun je doen om uit de schulden te komen?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Video
Programma
1. Huiswerk bespreken
2. Uitleg 3.3
3. Opgaven 3.3
4. Afronding
Slide 4 - Tekstslide
Als de prijzen 4% stijgen en je spaarrente 2% is, en je hebt 2000 euro spaargeld, dan..
A
is er lage inflatie
B
houd je meer geld over
C
daalt de koopkracht van je spaargeld
D
stijgt je spaarbedrag met 80 euro
Slide 5 - Quizvraag
Over € 100 spaargeld krijg je 3% samengestelde interest; hoeveel rente heb je na 5 jaar ontvangen?
A
€ 100 x 0,03 x 5 = € 15
B
€ 100 x 1,03^5 = € 115,93
C
€ 115,93 - € 15 = € 0,93
D
€ 115,93 - € 100 =
€ 15,93
Slide 6 - Quizvraag
I. Door inflatie stijgt de koopkracht van het spaargeld. II. Voor het kopen van een auto kun je een hypothecaire lening afsluiten. De auto is daarbij het onderpand.
A
beide beweringen zijn juist
B
beide beweringen zijn onjuist
C
bewering 1 is juist en 2 onjuist
D
bewering 1 is onjuist en bewering 2 juist
Slide 7 - Quizvraag
H3 De bank en jouw geld
3.1 Hoe betaal je?
3.2 Waarvoor zou je sparen?
3.3 Geld lenen kost geld!
3.4 Nog meer bankzaken
Slide 8 - Tekstslide
Huiswerk bespreken
Slide 9 - Tekstslide
Waarom zou je geld lenen?
Slide 10 - Tekstslide
Leenmotieven
Slide 11 - Tekstslide
Doelen vandaag
Je kunt vier leenmotieven noemen en herkennen
Je kunt de kredietkosten van een lening berekenen
Je kunt de meest voorkomende kredietvormen noemen en herkennen
Je kunt uitleggen hoe een koop op afbetaling werkt
Slide 12 - Tekstslide
Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen. Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.
Een ander woord voor een geleend bedrag is krediet of kredietsom
Alles wat je meer terug betaald dan je geleend hebt zijn de kredietkosten
Het bedrag dat je maandelijks aan rente en aflossing betaald is het maandbedrag of termijnbedrag
Slide 14 - Tekstslide
Kredietkosten
kredietkosten
Slide 15 - Tekstslide
Ik ga 25.000 lenen in 60 maanden. Wat zijn de kredietkosten?
Slide 16 - Open vraag
Vragen
Welke leenmotieven kennen we?
Wat zijn kredietkosten?
Slide 17 - Tekstslide
Opgaven
Maak opgave 1 t/m 7 van paragraaf 3.3
Pagina 78 en verder
Slide 18 - Tekstslide
Soorten consumptief krediet
Persoonlijke lening: lening met een vast aantal termijnen en een vast rentepercentage
Doorlopend krediet: lenen tot een afgesproken bedrag, je betaald maandelijks terug.
Salariskrediet: rood staan op je betaalrekening, hoe hoog is afhankelijk van je salaris.
Koop op afbetaling/huurkoop: een product kopen en in termijnen betalen. Deze termijnbedragen worden verhoogd met rente
Slide 19 - Tekstslide
Consumptief krediet
Als je geld leent voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen dan spreek je van een consumptief krediet.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Bij de Wehkamp kun je een iPhone op afbetaling kopen. De normale prijs is € 639,-. Bij koop op afbetaling betaal je 48 maanden een bedrag van €15,48. Bereken hoeveel kredietkosten (rentekosten) je betaalt.
Slide 22 - Open vraag
Vul het juiste woord in: bij een hypotheek is de rente ........ dan bij een consumptief krediet
A
hoger
B
lager
Slide 23 - Quizvraag
Bij welke vorm van consumptief krediet kun je rood staan?
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Rekening-courantkrediet
D
Koop op afbetaling
Slide 24 - Quizvraag
Zelfstandig werken
Doen: opgaven §3.3
Vragen? Zacht overleggen met buurman, vinger opsteken