In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Nederlands H3A
22 mei
herhalen functiewoorden H5
instructie functiewoorden H6
opdrachten maken
Slide 1 - Tekstslide
Even herhalen
Een functiewoord zegt iets over een tekstgedeelte. Het geeft dus aan wat de 'taak' is van een tekstgedeelte ten op zichte van een ander tekstgedeelte.
Het woord komt zelf meestal niet in de tekst voor.
Slide 2 - Tekstslide
Functiewoorden hoofdstuk 5
In het vorige hoofdstuk heb je voornamelijk geoefend met de functiewoorden :
aanbeveling, probleemstelling, tegenwerping, uitwerking, verklaring en weerlegging.
Slide 3 - Tekstslide
havo: Functiewoorden hoofdstuk 6
In het dit hoofdstuk ga je oefenen met de volgende functiewoorden:
Afweging = Nadenken over wat het beste is.
Anekdote = verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
Definitie = samenvattende omschrijving
Nuancering = Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
Tegenwerping =Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander. Het kan ook een argument zijn tegen een eerder gegeven mening.
Vraagstelling = Aan het eind van de inleiding vind je meestal een vraagstelling, De schrijver geeft aan op welke hoofdvraag hij een antwoord zal geven.
Slide 4 - Tekstslide
Functiewoorden
Functiewoorden
Een alinea heeft een bepaalde 'taak', oftewel functie.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Anekdote
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Anekdote
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Anekdote
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring
Slide 11 - Quizvraag
aanbeveling
conclusie
argument
Ik vind dus dat roken verboden moet worden.
Ik raad winkels aan geen sigaretten meer te verkopen.
Roken is namelijk slecht voor je gezonheid.
Slide 12 - Sleepvraag
voorbeeld
definitie
tegenwerping
Meeroken betekent dat je tabaksrook van een ander inademt.
Maar een sigaretje is wel lekker.
Je kunt bijvoorbeeld een slecht gebit krijgen.
Slide 13 - Sleepvraag
oorzaak
gevolg
probleemstelling
Jongeren beginnen vaak met roken door groepsdruk.
Uiteindelijk kun je verslaafd raken.
Het is schokkend dat jongeren steeds vroeger beginnen met roken.
Slide 14 - Sleepvraag
Waar komt een afweging vaak voor?
A
aan het begin van een tekst
B
in de bron van een tekst
C
in het midden van een tekst
D
aan het eind van een tekst
Slide 15 - Quizvraag
Het functiewoord 'aanleiding' betekent ...
A
Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
B
Vaststelling van een feit of verschijnsel
C
Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
Slide 16 - Quizvraag
Een constatering is een ...
A
Vaststelling van een feit of verschijnsel
B
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip
C
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
Slide 17 - Quizvraag
Bij een uitwerking ...
A
Laat de schrijver de betrekkelijkheid van iets zien, of hij zwakt iets af.
B
Laat de schrijver zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
C
Geeft de schrijver extra, nauwkeurig omschreven informatie bij een onderwerp
D
Geeft de schrijver details en/of maakt de schrijver de mening iets minder scherp
Slide 18 - Quizvraag
Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
A
argument
B
constatering
C
conclusie
D
anekdote
Slide 19 - Quizvraag
Nadenken over wat het beste is
A
afweging
B
relativering
C
constatering
D
conclusie
Slide 20 - Quizvraag
Vaststelling van een feit of verschijnsel
A
voorwaarde
B
relativering
C
constatering
D
conclusie
Slide 21 - Quizvraag
Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
A
anekdote
B
tegenwerping
C
conclusie
D
aanleiding
Slide 22 - Quizvraag
De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is.
A
argument
B
verklaring
C
conclusie
D
voorwaarde
Slide 23 - Quizvraag
Een goede raad
A
argument
B
afweging
C
aanbeveling
D
verklaring
Slide 24 - Quizvraag
Aanleiding
Afweging
Constatering
Verklaring
Vertelt een actuele gebeurtenis waardoor de schrijver deze tekst schreef
Dit tekstdeel vergelijkt voor- en nadelen
Dit tekstdeel stelt iets vast en geeft soms een beschrijving
Dit tekstdeel geeft uitleg
Slide 25 - Sleepvraag
Aan de slag
H6 - Lezen - opdracht 2
lijdende en bedrijvende vorm - grammatica h5
Opdracht 1 t/m ... volg de leerroute (minimaal 3 opdrachten)