In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Tabel
Staafdiagram
Cirkeldiagram
Lijngrafiek
Staafdiagram
Slide 1 - Sleepvraag
Wat is wat?
Beelddiagram
Staafdiagram
Lijndiagram
Slide 2 - Sleepvraag
Waar zie je een lijndiagram?
A
B
C
D
Slide 3 - Quizvraag
Waar zie je een staafdiagram?
A
B
C
Slide 4 - Quizvraag
Lijngrafiek
Staafdiagram
Cirkeldiagram
Slide 5 - Sleepvraag
Welk lijndiagram past bij het staafdiagram?
A
B
C
Slide 6 - Quizvraag
Je moet een staafdiagram maken die bij de tabel hoort. Wat zet je horizontaal in het staafdiagram ?
A
soort sport
B
aantal leerlingen
Slide 7 - Quizvraag
Staafdiagram. Hoeveel leerlingen gaan lopend naar school?
A
8
B
4
C
11
D
30
Slide 8 - Quizvraag
Hoe is de staafdiagram correct weergegeven
A
Is juist
B
Is juist
Slide 9 - Quizvraag
Kijk naar de staafdiagram. Hoeveel kinderen hebben schoenmaat 38?
A
6
B
4
C
10
D
8
Slide 10 - Quizvraag
Bekijk het staafdiagram. In welke maand was de nettowinst het laagst?
A
Januari
B
Februari
C
Maart
D
April
Slide 11 - Quizvraag
Een staafdiagram is goed te gebruiken voor...
A
Het bekijken van een verschijnsel gedurende een langere tijd
B
Het vergelijken van een gebieden/verschijnsel
C
Het onderverdelen van iets
D
Het afnemen van een enquête
Slide 12 - Quizvraag
Is de staafdiagram hiernaast goed gemaakt?
A
JA
B
NEE
C
Ik heb geen idee
Slide 13 - Quizvraag
Bekijk het staafdiagram. In welke maand was de omzet het laagst?
A
Januari
B
Februari
C
Maart
D
April
Slide 14 - Quizvraag
Staafdiagram. Hoeveel leerlingen gaan fietsend naar school?
A
8
B
4
C
11
D
30
Slide 15 - Quizvraag
Staafdiagram. Hoeveel leerlingen zitten er in deze klas?
A
28
B
32
C
11
D
30
Slide 16 - Quizvraag
Welke titel past bij het cirkeldiagram?
A
dagen met neerslag
B
dagen met zon
C
dagen met vorst
Slide 17 - Quizvraag
Cirkeldiagram. Wat is het totaal van de sectoren?
A
44
B
8
C
16
D
100
Slide 18 - Quizvraag
Een cirkeldiagram is altijd
A
360%
B
100%
C
in gelijke stukken verdeeld
D
vierkant
Slide 19 - Quizvraag
Bij welke klas hoort het cirkeldiagram?
A
8a
B
8b
C
8c
D
8d
Slide 20 - Quizvraag
Een cirkeldiagram is verdeelt in:
A
Legenda
B
Diagrammen
C
Grafen
D
Sectoren
Slide 21 - Quizvraag
Er zijn in totaal 200 koeken Hoeveel kokoskoeken zijn er?
A
97
B
14
C
70
D
62
Slide 22 - Quizvraag
Het totaal aantal leerlingen in een klas die onvoldoende voor de toets hebben gemaakt is 5 leerlingen. Dit is het kleinste percentage. Hoeveel leerlingen hebben een voldoende cijfer? Dit is de rest van de klas.
A
31
B
40
C
28
D
35
Slide 23 - Quizvraag
In een gemeente wonen3.478 inwoners. Hoeveel van hen heeft dezelfde leeftijd als jij hebt?
A
278
B
348
C
452
D
dat kun je niet weten
Slide 24 - Quizvraag
Hoeveel % volgt
de theoretische leerweg?
A
40197
B
4 sectoren
C
38%
D
49%
Slide 25 - Quizvraag
Hoeveel sectoren heeft dit cirkeldiagram?
A
1 sector
B
2 sectoren
C
3 sectoren
D
4 sectoren
Slide 26 - Quizvraag
Deze cirkeldiagram gaat over...
A
De sociale bevolkingsgroei
B
De natuurlijke bevolkingsgroei
C
De integratie
D
Congestie
Slide 27 - Quizvraag
Het lijndiagram hiernaast toont de vraag naar skipakken. Hoeveel mensen willen een skipak kopen bij een prijs van 600 euro?
A
300
B
400
C
500
D
200
Slide 28 - Quizvraag
Bekijk het lijndiagram. Bereken hoeveel inkomsten jongens en meisjes van veertien jaar gemiddeld per maand hebben.
A
10 euro
B
8 euro
C
9 euro
D
18 euro
Slide 29 - Quizvraag
Waarom is er een titel bij het lijndiagram?
A
Omdat het zegt waar het lijndiagram over gaat
B
Omdat dat er mooi uitziet
C
Omdat dat interessant lijkt
D
Zodat je weet waar elke lijn voor staat
Slide 30 - Quizvraag
Is een lijndiagram altijd een rechte lijn?
A
Ja
B
Nee
Slide 31 - Quizvraag
Bekijk het lijndiagram hiernaast. Wanneer was de jeugdwerkloosheid het laagst?
A
In 2006
B
In 2008
C
In 2009
D
In 2011
Slide 32 - Quizvraag
Lijndiagram. Wanneer was de omzet het laagst?
A
maart
B
januari
C
mei
D
juli
Slide 33 - Quizvraag
Hoeveel omzet was er in mei?
A
4
B
4.000
C
40.000
D
400.000
Slide 34 - Quizvraag
Wat is onder andere belangrijk bij het maken van een lijndiagram?
A
Alleen de namen bij de assen.
B
Alleen de naam van het lijndiagram.
C
zowel A als B is belangrijk
D
Geen van beide is belangrijk
Slide 35 - Quizvraag
Lijndiagram. Wat was de omzet in juni?
A
5
B
tussen de 5 en 6
C
12
D
50.000
Slide 36 - Quizvraag
Bekijk het lijndiagram hiernaast. Wanneer steeg de jeugdwerkloosheid het meest?
A
Tussen 2008 en 2009
B
Tussen 2009 en 2010
C
Tussen 2011 en 2012
D
Tussen 2012 en 2013
Slide 37 - Quizvraag
Is dit lijndiagram helemaal correct?
A
Ja
B
Nee
Slide 38 - Quizvraag
Wat was de temperatuur op 22 juli?
A
27
B
28
C
30
D
32
Slide 39 - Quizvraag
Bekijk het bovenstaande lijndiagram. Geef aan wat de stippellijn betekent in dit diagram
A
Meisjes zijn jonger
B
Jongens zijn ouder
C
Jongens verdienen minder
D
Meisjes verdienen minder
Slide 40 - Quizvraag
Wat is onder andere belangrijk bij het maken van een lijndiagram?