Conjunctuur H3 Keynesiaans model

Conjunctuur H3 - Keynesiaans model

Dali Janssen
Woensdag 
8:30 - 9:30
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Conjunctuur H3 - Keynesiaans model

Dali Janssen
Woensdag 
8:30 - 9:30

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Uitleg conjunctuur H3: Keynesiaans model (30 min); 
- Aan de slag (25 min);
- Afsluiting (5 min). 
 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 
- Je kunt uitleggen waarom de marginale consumptiequote kan stijgen of dalen. 
- Je kunt uitleggen dat de som van marginale consumptiequote en de marginale spaarquote 1 is. 
- Je kunt uit een consumptiefunctie de spaarfunctie afleiden. 
- Je kunt berekeningen uitvoeren met wisselkoersen. 
- Je kunt uitleggen welke gevolgen een wisselkoersverandering heeft voor het handelssaldo van een land. 
- Je kunt uit een keynesiaans model het evenwichtsinkomen berekenen. 
- Je kunt uitleggen dat economie geen natuurkunde is. Het zijn theorieën: geen waarheden.

Slide 3 - Tekstslide

Planning komende weken
Week 1: Toetsbespreken & start 
Week 2: Conjunctuur H1 + Conjunctuur H2 deel 1
Week 3: Conjunctuur H2 deel 2 (45 min)
Week 4: Conjunctuur H3 
Week 5: Keuzegedrag H1 + H2 deel 1
Week 6: Keuzegedrag H2 deel 2 + H3 
Week 7 + 8: Vakantie
Week 9: Jong en oud H7 en H8 
Week 10: Herhaling 
Week 11: SE: Conjunctuur H1 t/m H3, keuzegedrag H1 t/m H3, Jong en Oud H1 t/m H8 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De overheid verlaagt de belastingtarieven:
a. Leg uit dat het nationaal inkomen hierdoor stijgt.
b. Leg uit dat de belastingverlaging voor een deel wordt terugverdiend door extra belastingontvangsten

Slide 6 - Open vraag

Als de overheidsbestedingen toenemen, neemt het inkomen altijd relatief meer toe, gezien het multiplier effect. (sneeuwbal effect)
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Wij zitten nu in een recessie. Welk anticyclisch beleid zou er volgens Keynes gevoerd kunnen worden?

Slide 8 - Open vraag

Inkomensevenwicht
EV = Y,
De effectieve vraag (EV) zijn even groot als het inkomen (Y). Als de totale vraag naar goederen gelijk is aan het inkomen, dan is er een evenwichtsinkomen. Berekenen door:
Y= C + I + O + (E - M) 

Elke stap samen doornemen.

Slide 9 - Tekstslide

Stap 1: Consumptie (C)
Wat willen de gezinnen van hun inkomen consumeren en wat willen ze sparen? 
VB: C= 0,75Y + 30 miljard

0,75Y = Marginale consumptiequote.
30 miljard = Wat altijd uitgegeven wordt door consumenten.

Welk gedeelte van elk meer verdiende euro geven ze uit aan consumptie? 
Dus bereken je door: (verandering van consumptie/verandering van Y)
In dit geval 0,75 euro meer consumptie per 1 euro meer inkomen. 

Dit noemen we ook wel de 'autonome' consumptie. Dit wordt altijd uitgegeven aan consumptie ook al is er geen inkomen. Dit komt door spaargeld of spullen verkopen. Je hebt immers altijd bepaalde basis uitgaven. 

Slide 10 - Tekstslide

C=0,75Y + 30
Hoeveel wordt er geconsumeerd als het inkomen 750 is?

Slide 11 - Open vraag

Sparen
Het geld wat gezinnen niet uitgeven aan consumptie. 
Dus bij C=0,75Y + 30 miljard gaan ze 0,25Y sparen en 30 miljard kunnen ze nooit sparen, want dat wordt altijd uitgegeven. 
Dus: S= 0,25Y - 30 
Hoeveel sparen gezinnen?
Hangt af van: 
- Hoeveel kwijt aan basisbehoeften? Als gezinnen veel geld kwijt zijn van hun loon aan basisbehoeften, dan kunnen ze weinig sparen. 
- Het consumentenvertrouwen. Als er weinig consumentenvertrouwen is, gaan ze meer sparen. 
- De rentestand. Bij een hogere rente is sparen meer aantrekkelijk te sparen.

Slide 12 - Tekstslide

Stap 2: Investeringen (I)
Hoeveel besteden bedrijven aan het kopen van kapitaalgoederen?         Dit noemen we investeren. 

VB: I = 70 miljard

Complex! Daarom een autonoom getal.

Bijvoorbeeld machines, maar ook een bus bij een bezorgbedrijf.

Slide 13 - Tekstslide

De investeringen van bedrijven zijn hoger wanneer het goed gaat met de economie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Stap 3: Overheid (O)
Wat wordt er uitgegeven door de overheid? Bijvoorbeeld een nieuwe snelweg aanleggen & ambtenaren betalen. 

VB: O = 50 

Dit is weer een autonoom getal.

Slide 15 - Tekstslide

Stap 4: Buitenland
Hoeveel verkopen wij aan het buitenland en hoeveel besteden wij aan het buitenland? 

VB: (E-M) = (30 - 40) = -10

Dit saldo hangt mede af van: Internationale concurrentiepositie, wisselkoers, handelsbelemmeringen. 

(Export-import)
Lezen op bladzijde 18 en 19. 

Slide 16 - Tekstslide

Stap 5: Evenwichtsinkomen berekenen
De formule invullen met alle getallen die je weet en het uitrekenen volgens de balans methode (wiskunde): 

1. Formules:                  EV = C + I + O + (E - M) 
                                           EV = Y (Altijd gelijk stellen aan elkaar!)
                                            Y = C + I + O + (E - M) 
 2. Formule invullen:  Y = 0,75Y + 30 + 70 + 50 + (30-40) 
                                            Y = 0,75Y + 140 
3. Balans gebruiken: 0,25Y = 140 (0,75Y afgetrokken van Y aan de andere kant) 
                                           140/0,25= 560 
                                           Dus het evenwichtsinkomen is 560 miljard in deze situatie

Slide 17 - Tekstslide

EV = C + I + O + ( E - M )
C = 0,8 Y + 40
I = 20
O = 60
(E - M) = 10
EV = Y
Bereken het evenwichtsinkomen

Slide 18 - Open vraag

Wisselkoers
De wisselkoers is de 'prijs' van een valuta --> Munteenheden.


 
Rekenen met wisselkoersen zelf bekijken op bladzijde 19. Ook jezelf afvragen: wat doet het met de export en import? Dus de concurrentiepositie. 

Slide 19 - Tekstslide

De wisselkoers was € 1 = $ 2, nu is de wisselkoers € 1 = $ 1. Daardoor kan de EU nu .... importeren.
A
Meer
B
Minder

Slide 20 - Quizvraag

Als de wisselkoers van de euro stijgt ....
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
blijft onze concurrentiepositie gelijk

Slide 21 - Quizvraag

Als de wisselkoers daalt ...
A
daalt de export van dat land.
B
stijgt de export van dat land.

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag
Wat? - Opdrachten studiewijzer (t/m 3.1 t/m 3.17) 
              Weer heel belangrijk dat je 

Hoelang?
Tot 9:25 daarna samen afsluiten. 

Hoe?  Je mag met je buurman/buurvrouw overleggen op normaal praatniveau.

Huiswerk?
 t/m 3.17


Slide 23 - Tekstslide

Afsluiting
Leerdoelen: 
- Je kunt uitleggen waarom de marginale consumptiequote kan stijgen of dalen. 
- Je kunt uitleggen dat de som van marginale consumptiequote en de marginale spaarquote 1 is. 
- Je kunt uit een consumptiefunctie de spaarfunctie afleiden. 
- Je kunt berekeningen uitvoeren met wisselkoersen. 
- Je kunt uitleggen welke gevolgen een wisselkoersverandering heeft voor het handelssaldo van een land. 
- Je kunt uit een keynesiaans model het evenwichtsinkomen berekenen. 
Volgende les: 
Keuzegedrag H1 + H2 deel 1

Slide 24 - Tekstslide