In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Rondkomen
Herhaling
Slide 1 - Tekstslide
Geld dat je krijgt of verdient heet ...
Slide 2 - Open vraag
Geef 3 voorbeelden van geld dat je verdient.
Slide 3 - Open vraag
Je werkt fulltime wanneer je .....
A
5 dagen (of meer)
werkt per week
B
de helft van de week werkt
Slide 4 - Quizvraag
Je werkt parttime wanneer je ....
A
5 dagen (of meer)
werkt per week
B
de helft van de week werkt
Slide 5 - Quizvraag
Geld dat je uitgeeft heet ...
Slide 6 - Open vraag
Geef 3 voorbeelden waar je geld aan kan uitgeven.
Slide 7 - Open vraag
Contant geld is geld dat je kan aanraken. Dit zijn ..... en .....
Slide 8 - Open vraag
Als je het bedrag precies betaalt, dan betaal je ....
Slide 9 - Open vraag
Schrijf een voordeel van gepast betalen.
Slide 10 - Open vraag
Met je pinpas kun je op 2 verschillende manieren betalen. Welke?
Slide 11 - Open vraag
Noem 3 voordelen van internetbankieren.
Slide 12 - Open vraag
Wat betekent dit symbool? En wat is de handeling die je dan doet?
Slide 13 - Open vraag
Waarom is het handig om iets automatisch te betalen?
Slide 14 - Open vraag
Wat is het rentebedrag per jaar? Je spaargeld is 100 euro. Je krijgt 1% rente.
A
10 euro
B
5 euro
C
1 euro
D
20 euro
Slide 15 - Quizvraag
Je leent 500 euro. Je moet per jaar 10% rente betalen. Hoeveel rente moet je betalen?
A
10
B
25 euro
C
100 euro
D
50 euro
Slide 16 - Quizvraag
Telefoon A: kosten 0 euro in aanschaf. per maand betaal je 35 euro. Telefoon B: Kost 250 euro in aanschaf. Je betaalt per maand 19.95. Welk abonnement is goedkoper?
A
A
B
B
Slide 17 - Quizvraag
Wat houd je maandelijks achteraf bij?
A
kasboek
B
begroting
Slide 18 - Quizvraag
Wat houd je maandelijks vooraf bij?
A
kasboek
B
begroting
Slide 19 - Quizvraag
Wat betekent bezuinigen?
Slide 20 - Open vraag
Waar moet je op letten bij het stellen van prioriteiten en bezuinigen?
A
heb ik het artikel echt nodig
B
past het binnen budget
C
kan ik het artikel retour doen
D
is het artikel voor mij het belangrijkst
Slide 21 - Quizvraag
Wat is dit?
A
begroting
B
kasboek
C
acceptgiro
D
overboeking via de internetbankieren
Slide 22 - Quizvraag
Wanneer je geld leent betaal je dan meer of minder dan je hebt geleend?
A
meer
B
minder
Slide 23 - Quizvraag
Kun je in termijnen een schuld/lening terug betalen?