8.3 Democratisering

H8 burgers en stoommachines


8.3 
KA: de voortschrijdende democratisering
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H8 burgers en stoommachines


8.3 
KA: de voortschrijdende democratisering

Slide 1 - Tekstslide

Democratisering
Voortschrijdend?

Slide 2 - Tekstslide

Democratisering 
(1815-1919)
Democratisering: het streven naar politieke medezeggenschap.
Dus:
Mensen willen meepraten.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Vorige les

De industriële Revolutie, die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving. 

Deze les:
voortschrijdende democratisering met deelname van steeds meer mannen en vrouwen an het politiek proces.
Planning

Deze week: 8.1 + 8.3
vakantie
week 26 feb -> 8.2 en 8.4
Week 3 maart ->  8.5 en 8.6
Week 11 maart -> TOETS H7 en H8

Slide 5 - Tekstslide

Vorige keer
Politiek maatschappelijke stromingen
Welk woord weg:

Nationalisme
Socialisme
Conservatisme
Liberalisme

Slide 6 - Tekstslide

Nieuw
We hebben nog 5 lessen (2 enkele, 3 dubbele)
Elke les:  punt voor inzet in de les + boeken en schrift mee + zelf gemaakte lesopdrachten
Alle punten behaald?
+ maximaal 1 punt op je toets.

Slide 7 - Tekstslide

planning (0,3)

 
uur 2: 8.3 democratisering: (0,1)
 korte uitleg  
samenvatten of vragen maken
Boeken en schrift mee en aantekeningen gemaakt?

Slide 8 - Tekstslide

Vandaag
Nieuwe stof: 
Samen: de democratisering in Nederland 
Maken opdracht alleen of in tweetallen over de democratisering In DTSL en GB.

Slide 9 - Tekstslide

Inleiding
In Duitsland wordt in 1848 het parlement uit elkaar gejaagd door een boze koning Wilhelm. Door heel Europa worden parlementaire stelsels ingesteld, maar in Duitsland faalt dit... 

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les weet je...
  • Voor welke veranderingen de
     grondwetswijziging van 1848
     heeft gezorgd.
  • Hoe de democratie in Nederland, Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland ontwikkelde

Slide 11 - Tekstslide

Belangrijkste doel en uitkomsten van het Congres

Na het verslaan van Napoleon volgt het congres van Wenen.

1814 (okt) -1815 (juni): Congres van Wenen (Pruisen, Rusland, Engeland en Oostenrijk-Hongarije waren de belangrijkste deelnemers)  

 Doel: Zorgen dat Frankrijk geen bedreiging meer zou kunnen vormen

Enkele uitkomsten:

  1. België en Nederland samen in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  2. Pruisen krijgt meer grondgebied
  3. Restauratie : Frankrijk krijgt weer een koning --> Lodewijk XVIII

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • We krijgen een koning :Willem I

  • Nederland krijgt een grondwet.

 
 Nl krijgt een
Eerste en Tweede Kamer


  • Verenigd Koninkrijk der
     Nederlanden
    : Nederland, België en
     Luxemburg.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video


Hoe zag het bestuur van Nederland er uit 
tussen 1815-1848?

Slide 16 - Tekstslide

benoemt

Slide 17 - Tekstslide

1840-1848: 
Koning Willem II
  • Willem 1 wordt opgevolgd door Willem 2.
  • Conservatief: geen ruimte
     voor veranderingen
  • Regeert, min of meer, als
     absolute vorst
  • Moet niets weten van
     democratie.

Slide 18 - Tekstslide


Revolutiejaar 
1848



  • De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de liberalen, komen tot de
     conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
  • Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een
     grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 19 - Tekstslide


Paniek bij de vorsten
in heel Europa!




Ook in Den Haag...
...koning Willem II wordt 'in één nacht' liberaal

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Gevolgen 
  • De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:

  1. Koning is onschendbaar
  2. Ministeriële verantwoordelijkheid

  • Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (ook: voor de daden van de koning).

Slide 22 - Tekstslide


Hoe zag het bestuur 
van Nederland er 
vanaf 1848* uit?










*de meeste onderdelen zijn vandaag nog steeds geldig


Slide 23 - Tekstslide

benoemt

Slide 24 - Tekstslide

Democratisering
Nederland bijvoorbeeld:
1796: 1e grondwet (na Bataafse revolutie): invoering van (beperkt) kiesrecht
1815: Koning heeft veel macht - er is sprake van beperkt kiesrecht
1848: Thorbecke komt met grondwetswijziging:
- Macht v.d. koning beperkt   ministeriele verantwoordelijkheid / Invoering vrijheid van meningsuiting
- Uitbreiding kiesrecht op basis van de census (=belasting)
1917: Invoering algemeen kiesrecht
1919: Invoering vrouwenkiesrecht

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een regering en een volksvertegenwoordiging?

Slide 26 - Open vraag

Aan de slag
Maak een keuze:
Opdracht samen: vul de tabel in over democratisering OF 
Opdracht alleen maak een samenvatting van 8.3.

Slide 27 - Tekstslide

Laat aftekenen als je klaar bent.
samenvatting maken alleen van 8.3
verplicht: maken vraag 8.3: 1/2/3/13/14
Optie A bij 8.1 samenvatting 8.1
Optie B bij 8.1: opdracht industriële revolutie kwadrant
Al klaar? start met samenvatten 8.2
verplicht maken 8.1: 1/2/4/12

Slide 28 - Poll

Democratie Frankrijk
  • Lodewijk Napoleon wilde tweede termijn
  •  Staatsgreep → Keizer Napoleon III
  • Hoe regeert hij?
  • Dictator, schijn van democratie, decreet
  • 1870: einde Napoleon III  → Derde Republiek
  • Derde Republiek: algemeen mannenkiesrecht + parlement
  • Bleef in stand tot 1940.
Per decreet = bevel. Hij regeerde buiten het parlement om

Slide 29 - Tekstslide

Democratie in Groot-Brittannië
  • Eeuwenoude parlementaire traditie (14e eeuw)
  • Namen parlement?
  • Hogerhuis (House of Lords) & Lagerhuis (House of
      Commons)
  • Districtenstelsel
  • Sinds wanneer accepteert Koning macht parlement?
  • Glorious Revolution (1688-1689).

Slide 30 - Tekstslide

Democratie in Duitsland
  • Tot 1848 geen grondwet, macht koning?
  • Was onbeperkt
  • 1848: Grondwet en parlement met budgetrecht
  • Uitgaven goedgekeurd door parlement
  • 1861: liberalen macht, keuren uitgaven legeruibtreiding niet goed
  • Kanselier Bismarck zet toch door, waarom?
  • Duitse eenheid mogelijk door ijzer en bloed 
  • Oorlogen gewonnen, gevolg?
  • Bismarck krijgt steun.

Slide 31 - Tekstslide

Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar?
A
Lodewijk Napoleon
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 32 - Quizvraag

Welke landen horen bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden?
A
Nederland, België en Luxemburg
B
Nederland, Luxemburg en Spanje
C
België en Luxemburg
D
Nederland, België en Duitsland

Slide 33 - Quizvraag


Hoe veranderde de staatsinrichting na 1848?

Slide 34 - Open vraag

Leg eens in eigen woorden (!) uit..
  • Hoe de democratie zich in
     Nederland, Groot-
     Brittannië, Frankrijk en
     Duitsland ontwikkelde
  • Voor welke veranderingen
     de grondwetswijziging van
     1848 heeft gezorgd 

Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk
Keuze om stof te verwerken:
Maak 1, 4, 9, 12, 18; Vat tekst (118-120) samen
Iedereen: Lees 118-120 en maak 2, 3, 7, 15, 16, 30

Slide 36 - Tekstslide

Wat houdt democratisering in?

  1. Het invoeren van een perlementair stelsel waarbij de volksvertegenwoordiging het laatste woord heeft.
  2. Uitbreiding van het kiesrecht. Pas als er algemeen kiesrecht is, is de volksvertegenwoordiging een goede afspiegeling van de maatschappij.

Slide 37 - Tekstslide

Wie mochten er kiezen vóór democratisering?

Slide 38 - Open vraag

Groot-Brittannië
Al vanaf de 14e eeuw een Hogerhuis en Lagerhuis. Het Lagerhuis (volksvertegenwoordiging) werd verkozen door middel van districten. 
Vanaf 1837: minder macht voor de vorst.
1832: eerlijkere vertegenwoordiging aan de hand van districten.

Slide 39 - Tekstslide

Gelijke praktijken in de VS...

Slide 40 - Tekstslide

Kiesrecht
1884: 2/3e van de mannen krijgt kiesrecht
1919: algemeen mannenkiesrecht en kiesrecht voor veel vrouwen
1928: volledig algemeen kiesrecht

Slide 41 - Tekstslide

Nederland
Vanaf 1815 was Nederland een constitutionele monarchie, maar de koning had nog veel macht. 1848: de koning ziet wat er gebeurt in Parijs en vraagt Thorbecke een liberale grondwet te schrijven.

Slide 42 - Tekstslide

Nederland
Vanaf 1815 was Nederland een constitutionele monarchie, maar de koning had nog veel macht. 1848: de koning ziet wat er gebeurt in Parijs en vraagt Thorbecke een liberale grondwet te schrijven.

1917: algemeen mannenkiesrecht, 1919 vrouwenkiesrecht.

Slide 43 - Tekstslide

Duitsland
Na de val van het Duitse parlement bleef er een liberaal Pruisisch parlement. Zij wilden meer invloed, maar de koning wilde dit niet. 

Slide 44 - Tekstslide

Bismarck
Kanselier die aan kant van de koning stond. Breidde leger uit -> faciliteerde Duitse eenwording na Frans-Duitse oorlog -> Bismarck werd populairder -> verkiezingen vielen conservatief uit -> Bismarck kon een grondwet maken die de keizer veel macht gaf.

Slide 45 - Tekstslide

Rijksdag
Naam voor de volksvertegenwoordiging & het gebouw. 
Algemeen mannenkiesrecht, maar door platteland nog steeds conservatief. Rijksdag had weinig invloed & keizer heel veel. 
Pas na 1918 werd Duitsland een echte democratie

Slide 46 - Tekstslide

Begrippenbingo

Slide 47 - Tekstslide