Hoofdletters, punten en komma's.

Hoe vind je de persoonsvorm en onderwerp ook alweer?
Hij gaat altijd met de tram naar school.
1. 
2. 
3. 
4. 
 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe vind je de persoonsvorm en onderwerp ook alweer?
Hij gaat altijd met de tram naar school.
1. 
2. 
3. 
4. 
 

Slide 1 - Tekstslide

Waar moeten de hoofdletters staan?
meneer timon ale mulder

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdletters 
Nodig: Wisbord
Werkvorm: Klassikaal
Doel: Ik gebruik de hoofdletters op de juiste manier

Slide 3 - Tekstslide

Instructie
Uitleg op het bord, wisbordje
1. De docent doet het voor
2. een leerling doet het na 
3. Ik doe het zelf (wisbordje) en check mijn eigen instructie

Slide 4 - Tekstslide

Dus wat schrijf je met hoofdletters?
Een zin begint met een hoofdletter
Als de zin met een afgekort woord begint dan is het volgende woord met een hoofdletter
Voor-, achter-, doopnamen en voorletters 
Tussenvoegsel als er geen voorletter of voornaam bij staat
Namen van organisaties, merken en producten
Landen, steden, straatnamen, rivieren

Slide 5 - Tekstslide

Dus...
Wanneer hoofdletters? noem 6 redenen

Slide 6 - Tekstslide

johan de wit



De juf doet deze voor.




Slide 7 - Tekstslide

's nachts slaap ik



De leerling doet het voor.

Slide 8 - Tekstslide

mevrouw van weeteren




Iedereen maakt deze op zijn wisbord. Als je het snapt mag je verder met je taakbrief


Slide 9 - Tekstslide

mevr. rosa fuentes

Slide 10 - Tekstslide

dhr. b.a. abdelkadir

Slide 11 - Tekstslide

in het oosten van afrika

Slide 12 - Tekstslide

moederdag

koningsdag

god

de gouden eeuw

Slide 13 - Tekstslide

verbeter de tekst met hoofdletters

Slide 14 - Tekstslide

in de maand december vieren we sinterklaas, kerstmis en oud en nieuw.



Heel de klas samen

Slide 15 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp?
Je vraagt WIE of WAT + persoonsvorm

Slide 16 - Tekstslide