7.1 Klimaat en reliëf in de V.S deel 2

Wat valt je op?
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat valt je op?

Slide 1 - Tekstslide

Reliëf in de VS

Slide 2 - Tekstslide

Bergen
1. Appalachen
  • oud gebergte
  • afgeronde toppen
  • middelgebergte

Slide 3 - Tekstslide

Bergen
2. Rocky Mountains
  • hooggebergte
  • jong gebergte
  • spitse toppen
  • eeuwig sneeuw
  • diepe dalen

Slide 4 - Tekstslide

Tussen de bergen
Weinig reliëf

1. Centrale Laagvlakte
  • oostelijke deel
  • 200-500m
  • cornbelt 


Slide 5 - Tekstslide

Tussen de bergen
2. Great Plains
  • westelijke deel
  • hoger dan 500m
  • prairiegrassen
  • irrigatielandbouw
  • extensieve veeteelt

Slide 6 - Tekstslide

Westkust
Coast Ranges - Central Valley - Sierra Nevada

Coast Ranges en Sierra Nevada: jonge gebergten

Central Valley:
  • Regenschaduw
  • irrigatielandbouw: citrusfruit, rijst en groenten

Slide 7 - Tekstslide

Soorten neerslag
Stuwingsregen
Stijgingsregen
Frontale regen

Slide 8 - Tekstslide

stuwingsregen                 frontale regen                  stijgingsregen

Slide 9 - Tekstslide

Stuwingsneerslag

Slide 10 - Tekstslide

Stuwingsregen -> bij gebergten
(Dr)(L)oefzijde = kant waar het regent
Aanlandige wind moet opstijgen tegen het gebergte. De lucht koelt hierdoor af (hoe hoger hoe kouder!) en het gaat regenen.
(B)Lijzijde = regenschaduw = droge kant van het gebergte.
Lijzijde: de lucht daalt aan de andere kant van de berg en de wolken lossen weer op. Aan deze kant valt er dus niet of nauwelijks neerslag.

Slide 11 - Tekstslide

Stijgingsregen

Slide 12 - Tekstslide

Stijgingsregen
  • Rond de evenaar.
  • De zon verdampt water.
  • Hoe hoger je bent des te kouder het is.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Frontale neerslag

Slide 15 - Tekstslide

Sleep de begrippen op de juiste plaats!
Stuwings regen
Regen schaduw

Slide 16 - Sleepvraag

Op de afbeelding
zie je...
A
Stijgingsregen
B
Frontale regen
C
Stuwingsregen

Slide 17 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
Loefzijde - Stuwingsregen - Bergen - Regenschaduw
A
Loefzijde
B
Stuwingsregen
C
Bergen
D
Regenschaduw

Slide 18 - Quizvraag

Waar op aarde komt stuwingsregen voor?
A
hoge breedte
B
lage breedte
C
gematigde breedte
D
bij bergen

Slide 19 - Quizvraag

Wat voor neerslag zie je op de afbeelding?
A
Stijgingsneerslag
B
Frontale neerslag
C
Stuwingsregen
D
Depressie

Slide 20 - Quizvraag

Welk type regen komt in Nederland vaak voor?
A
frontale regen
B
stijgingsregen
C
stuwingsregen
D
vlakke regen

Slide 21 - Quizvraag

Bij de evenaar valt:
A
Heel veel regen
B
Heel weinig regen
C
Evenveel regen als in Nederland
D
Altijd regen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de goede volgorde?
A
Damp, condensatie, afkoelen, regen, stijgende lucht
B
Condensatie, damp, stijgende lucht, regen, afkoelen.
C
Damp, stijgende lucht, afkoelen, condensatie, regen.
D
dit is allemaal onzin. Kabouters in de lucht maken de regen.

Slide 23 - Quizvraag

Hoge- en lagedrukgebieden

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Luchtdruk
Luchtdruk = het gewicht van lucht (bestaande uit verschillende gasdeeltjes)

 Door de zwaartekracht worden alle gasdeeltjes, zoals zuurstof, koolstofdioxide en waterdamp, naar de aarde getrokken. 

De lucht heeft daardoor een bepaald gewicht!

Let op: Hoe hoger je komt in de
atmosfeer, hoe minder gasdeeltjes
je nog boven je hebt, dus hoe 
lager de druk van de lucht!
Vlak boven het aardoppervlak bevinden zich de meeste gasdeeltjes. Hoe hoger je komt in de atmosfeer, hoe minder gasdeeltjes.
Hoger in de atmosfeer zijn minder gasdeeltjes. Er is dus ook minder zuurstof. Daarom raak je sneller "buiten adem" wanneer je in de bergen loopt: je krijgt namelijk minder zuurstof binnen!

Slide 26 - Tekstslide

Hoge en lage luchtdruk
Daar waar de lucht wordt verwarmd en gaat stijgen, ontstaat een lagedrukgebied. Dit wordt ook wel een depressie genoemd. 
Als de lucht hoger komt en afkoelt, zakt het weer naar beneden. Dit is een hogedrukgebied. Dit wordt ook wel een maximum genoemd. 

Slide 27 - Tekstslide

Luchtdruk:
Als lucht opwarmt zet het uit
Dus zijn er minder luchtdeeltjes
En is de lucht lichter
En is er dus sprake van een lagedrukgebied
(omgekeerde redenatie geldt voor koude lucht)

Slide 28 - Tekstslide

Waar stijgt lucht?
A
Lagedrukgebied
B
Hogedrukgebied

Slide 29 - Quizvraag

Bij een hogedrukgebied (H) is er...
A
dalende lucht
B
stijgende lucht

Slide 30 - Quizvraag

Het land warmt op. De lucht zet uit en wordt lichter dan de omgeving
Omdat de lucht lichter is dan de omgeving stijgt deze op
Hier is het koud. De lucht koelt af en krimpt. 
De koelere zwaardere lucht daalt

Slide 31 - Sleepvraag

Het is altijd warm bij een hogedrukgebied.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Een kenmerk van een hogedrukgebied is...
A
Droog
B
Vochtig

Slide 33 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding: Waar is
de luchtdruk het hoogst
A
Koude lucht
B
Warme lucht

Slide 34 - Quizvraag

Lucht stoomt altijd van ...
A
een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied
B
een lagedrukgebied naar een hogedrukgebied

Slide 35 - Quizvraag

De lucht wordt opgewarmd
De lucht koelt af, waterdamp condenseert en er ontstaat bewolking
De waterdamp is al uit de lucht geregend
De lucht warmt op, waardoor de overgebleven waterdamp niet condenseert

Slide 36 - Sleepvraag

Klimaat
Grote verschillen in temperatuur

Belangrijke oorzaken:
  1. breedteligging (afstand tot de evenaar)
  2. reliëf (hoogteverschillen in het landschap)

Slide 37 - Tekstslide

Klimaat - Reliëf

bergen --> noord-zuid
wind van zee waait tegen bergen


Slide 38 - Tekstslide

midden VS
  • Weinig invloed van zee
  • landklimaat
  • grote verschillen zomer- en wintertemperatuur
  • northerns en southerns

Slide 39 - Tekstslide

Westkust
  • aanlandige wind
  • zachte winters
  • bergen: loefzijde veel neerslag, lijzijde regenschaduw

Slide 40 - Tekstslide

100 graden-meridiaan

Slide 41 - Tekstslide

Welk landschap ligt waar?
Bekijk de dwarsdoorsnede van de V.S. Je ziet alle landschappen die op de 40e breedtegraad liggen. Sleep de landschappen naar de juiste plek in de tekening.
Klik op de oranje prikkers om achter de naam van het landschap te komen. 
Centrale laagvlakte
Rocky Mountains
Kustvlakte
Central Valley
Great basin
Appalachen
Sierra Nevada
Great Plains
Coast Ranges

Slide 42 - Sleepvraag