13-12-2023
1 / 42
Lesduur is: 80 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
"Ik heb mijn huiswerk voor vandaag gemaakt".
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Poll
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
jacket
Slide 7 - Open vraag
tank top
Slide 8 - Open vraag
tight
Slide 9 - Open vraag
jurk
Slide 10 - Open vraag
spijkerbroek
Slide 11 - Open vraag
22 -> voluit in het Engels
Slide 12 - Open vraag
201 -> voluit in het Engels
Slide 13 - Open vraag
voeg een lidwoord (a/an) toe
... uniform
... uniform
Slide 14 - Open vraag
voeg een lidwoord (a/an) toe
... hour
... hour
Slide 15 - Open vraag
maak meervoud:
one match, two ...
one match, two ...
Slide 16 - Open vraag
to sleep in
Slide 17 - Open vraag
sometimes
Slide 18 - Open vraag
Hoe laat word je wakker?
A
How late do you wake up?
B
What time o'clock do you wake up?
C
What time do you wake up?
D
How late is it that you wake up?
Slide 19 - Quizvraag
Typ de volledige tijd uit in het Engels:
6:30 (zonder a.m. en p.m.)
6:30 (zonder a.m. en p.m.)
Slide 20 - Open vraag
faded
Slide 21 - Open vraag
to glow
Slide 22 - Open vraag
donker
Slide 23 - Open vraag
groen
Slide 24 - Open vraag
paars
Slide 25 - Open vraag
kleur
Slide 26 - Open vraag
Laten we aanstaande vrijdag gaan!
A
Let's go next Friday!
B
Let's go next Frijday!
C
It would be good to go on Friday!
D
I would like to go next Friyay!
Slide 27 - Quizvraag
+
..... good genes. ( he - to have got)
..... good genes. ( he - to have got)
A
He has got
B
He have got
C
Has he got
Slide 28 - Quizvraag
-
..... new trousers. ( they - to have got)
..... new trousers. ( they - to have got)
A
They have not got
B
Have they got
C
Got they have
Slide 29 - Quizvraag
sight
A
dorp
B
bezienswaardigheid
C
dichtbij
D
ergens daar
Slide 30 - Quizvraag
funfair
A
verjaard
B
grappig
C
kermis
D
grappig en eerlijk
Slide 31 - Quizvraag
museum
A
Museum
B
museum
C
merely
D
museam
Slide 32 - Quizvraag
pretpark
A
funpark
B
Disneyland
C
funfair
D
theme park
Slide 33 - Quizvraag
Vertaal:
16 juni
16 juni
Slide 34 - Open vraag
She is really smart. Can you tell ... ?
A
her
B
him
C
them
D
hers
Slide 35 - Quizvraag
Schrijf de Engelse afkorting
second
second
Slide 36 - Open vraag
Vertaal
zaterdag
zaterdag
