Grammar chapter 4-plurals

Welcome to English class! 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome to English class! 

Slide 1 - Tekstslide

Goal:
I can make plural nouns in English.
(ik kan meervoud maken van Engelse woorden.)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

PRACTISE!
Quiz time

Slide 7 - Tekstslide

Plural of puppy
A
puppies
B
puppy's
C
puppys
D
puppen

Slide 8 - Quizvraag

Plural of hero
A
heroes
B
hero's
C
heros
D
held

Slide 9 - Quizvraag

Plural of shoe
A
shoe
B
shoes
C
schoenen
D
shoos

Slide 10 - Quizvraag

Plural of tomato
A
tomatos
B
tomaten
C
tomato's
D
tomatoes

Slide 11 - Quizvraag

Plural of knife
A
knife's
B
knifes
C
knives
D
kniven

Slide 12 - Quizvraag

Plural of tax
A
taxs
B
taxen
C
tax's
D
taxes

Slide 13 - Quizvraag

Plural of sheep
A
sheeps
B
sheep
C
schapen
D
sheep's

Slide 14 - Quizvraag

What's the plural of:
car?

A
car
B
cars
C
caren
D
cares

Slide 15 - Quizvraag

What's the plural of:
pizza
A
pizza's
B
pizzas
C
pizza'z
D
pizzaz

Slide 16 - Quizvraag

What's the plural of:
life
A
life
B
lifes
C
lives
D
livez

Slide 17 - Quizvraag

What's the plural of:
child
A
childs
B
childes
C
childern
D
children

Slide 18 - Quizvraag

What's the plural of:
wolf
A
wolves
B
wolfs
C
wolvs
D
wolfes

Slide 19 - Quizvraag

What's the plural of:
man
A
mans
B
mens
C
man
D
men

Slide 20 - Quizvraag

What's the plural of:
foot
A
foots
B
foot's
C
feet
D
feet's

Slide 21 - Quizvraag

Plurals quiz
What is the plural of: lady

Slide 22 - Open vraag

Plural (meervoud)
What is the plural of woman?

Slide 23 - Open vraag

Plurals quiz
What is the plural of: tooth

Slide 24 - Open vraag

Plurals:
table

Slide 25 - Open vraag

Plurals:
box

Slide 26 - Open vraag

Plurals:
mouse

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Ik begrijp hoe ik meervoud kan maken in het Engels.
A
Ja
B
Nee
C
Ja en nee, meestal gaat het goed.

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide