passé composé 1

Mercredi 5 juin 2024

Programme:
  • Plenda
  • Correction leçon A
  • Chap. 5, Leçon B "Quiz"                                                                                    
Devoirs 7/06:
Chap. 5, leçon B afmaken, leren Voca B
Herhalen A
Devoirs 12/06:
Chap. 5, leçon C + D afmaken, leren C + D
herhalen AB

Proefwerkweek: Chap. 5, ABCD + leestoets
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Mercredi 5 juin 2024

Programme:
  • Plenda
  • Correction leçon A
  • Chap. 5, Leçon B "Quiz"                                                                                    
Devoirs 7/06:
Chap. 5, leçon B afmaken, leren Voca B
Herhalen A
Devoirs 12/06:
Chap. 5, leçon C + D afmaken, leren C + D
herhalen AB

Proefwerkweek: Chap. 5, ABCD + leestoets

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent "avoir"?
A
être
B
hebben
C
parler
D
donner

Slide 2 - Quizvraag

Welke vorm van "avoir" is correct?
A
Tu a
B
ils on
C
vous avez
D
j'est

Slide 3 - Quizvraag

Welke vorm van "avoir"is correct?
A
elle as
B
nous avont
C
on at
D
elles ont

Slide 4 - Quizvraag

In welke zin herken je het werkwoord "avoir"?
A
Tu es un livre
B
elle a un sac à dos
C
ils sont à la plage
D
J'avons une bonne note

Slide 5 - Quizvraag

Le passé composé, hoe zou je dit vertalen? "J'ai mangé un macaron"
A
ik eet een macaron
B
ik ga een macaron eten
C
ik zal een macaron eten
D
ik heb een macaron gegeten

Slide 6 - Quizvraag

Le passé composé, hoe zou jij deze zin vertalen "il a parlé français"
A
Hij heeft Frans gegeven.
B
Hij heeft Frans gepraat
C
Hij heeft Frans gekeken
D
Hij heeft Frans gespeeld

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

0

Slide 10 - Video

au revoir .....

Slide 11 - Tekstslide