Jong & Oud (5e) H7. Senioren

Week 41 (vanaf 7 oktober) 
Hoofdstuk 7. Senioren
  • actualiteit
  • leerdoelen
  • filmpje
  • instructie
  • maakwerk: opdracht 7.1 t/m 7.6 en 7.7 t/m 7.9
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Week 41 (vanaf 7 oktober) 
Hoofdstuk 7. Senioren
  • actualiteit
  • leerdoelen
  • filmpje
  • instructie
  • maakwerk: opdracht 7.1 t/m 7.6 en 7.7 t/m 7.9

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen H7. Senioren
  • Ik kan de 8 begrippen op pagina 63 omschrijven (zie ook LWEO). 
  • Ik kan het verschil uitleggen tussen het omslagstelsel en het kapitaaldekkingsstelsel.
  • Ik kan uitleggen dat er bij bedrijfspensioenen wordt geruild over de tijd.
  • Ik kan 3 inkomstenbronnen van ouderen noemen.
  • Ik kan het verschil tussen AOW en bedrijfspensioen uitleggen.
  • Ik kan een aantal beleggingsvormen noemen en tegen elkaar afwegen.
  • Ik kan uitleggen hoe een verandering van de verhouding tussen actieven en inactieven gevolgen kan hebben voor de hoogte van de AOW-premies en -uitkeringen.
  • Ik kan uitleggen dat vergrijzing een verhoging van de AOW-leeftijd noodzakelijk kan maken.

Slide 2 - Tekstslide

Inkomen senioren

Slide 3 - Woordweb

Filmpje
Vergrijzing, kijkvragen:

1. Wat zijn de oorzaken van de vergrijzing?



2. Wat zijn de gevolgen van de vergrijzing?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Filmpje
Vergrijzing, kijkvragen:

1. Wat zijn de oorzaken van de vergrijzing?
  • babyboom na de 2e wereldoorlog
  • anti conceptie (later en minder kinderen)
  • levensverwachting (we worden steeds ouder)
2. Wat zijn de gevolgen van de vergrijzing?
  • financieel (verhouding actieven / inactieven)
  • minder voorzieningen in de dorpen
  • arbeidsmarkt (minder arbeidsaanbod)

Slide 6 - Tekstslide

Bevolkingspyramides NL

Slide 7 - Tekstslide

Pensioen opbouwen
Op welke 3 manieren kan iemand pensioen
opbouwen?
  • AOW (van de overheid)
  • bedrijfspensioen (van werkgevers)
  • sparen / beleggen (zelf)

Slide 8 - Tekstslide

Pensioenpijlers

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

De verzorgingsstaat
Filmpje over de verzorgingsstaat, kijkvragen:

1. Hoe werd de verzorgingsstaat in het verleden betaalt?
2. Waarom lopen de kosten van de verzorgingsstaat nu op?
3. Hoe houden we de verzorgingsstaat in de toekomst betaalbaar?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

De verzorgingsstaat
Filmpje over de verzorgingsstaat, kijkvragen:

1. Hoe werd de verzorgingsstaat in het verleden betaalt?
  • met de aardgasbaten (ruim 25% van de 211 miljard opbrengsten)

2. Waarom lopen de kosten van de verzorgingsstaat nu op?
  • vergrijzing (er zijn meer ouderen die ook nog eens langer leven)
  • op de top in 2040 zijn er 4,6 miljoen ouderen in Nederland (kwart van de bevolking)

3. Hoe houden we de verzorgingsstaat in de toekomst betaalbaar?
  • een vangnet voor hen die het alleen niet redden!

Slide 13 - Tekstslide

Omslagstelsel
De AOW (Algemene Ouderdoms Wet of staatspensioen) werkt volgens het omslagstelsel.

De actieven (werkenden) van nu betalen premie voor de AOW uitkering aan de inactieven (senioren) van nu.

Slide 14 - Tekstslide

Nadeel omslagstelsel
Betaalbaarheid omslagstelsel is
in gevaar vanwege toenemende
vergrijzing.

Steeds minder actieven (werkenden)
voor meer inactieven (senioren)

Oplossing?

Slide 15 - Tekstslide

Pensioenleeftijd

De pensioenleeftijd is de leeftijd
waarop senioren met pensioen
gaan (van actief naar inactief).

Hoe hoger de pensioenleeftijd
hoe minder inactieven (senioren).

Slide 16 - Tekstslide

Kapitaaldekkingsstelsel
Een pensioenfonds (bedrijfspensioen) werkt volgens het kapitaaldekkingsstelsel.

De werkenden van nu betalen premie voor hun eigen pensioenuitkering voor later (ruilen over tijd).

Slide 17 - Tekstslide

Beleggingen
Aandelen
  • mede eigenaar van een bedrijf
  • rendement = dividend en koerswinst (of verlies)
Obligaties
  • lening met een vaste rente (coupon) en vaste looptijd
  • rendement = couponrente en koerswinst (of verlies)
Hypotheken
  • lening met onderpand
  • rendement = rente
Onroerend goed
  • rendement = huur en waardestijging (of daling)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de AOW?
A
een sociale voorziening
B
een volks verzekering
C
een werknemers verzekering
D
geen van deze 3

Slide 20 - Quizvraag

Hoe houden wij in Nederland de AOW (Algemene Ouderdoms Wet of staatspensioen) betaalbaar?
A
premie verhogen
B
uitkering verlagen
C
pensioenleeftijd verhogen
D
pensioenleeftijd verlagen

Slide 21 - Quizvraag

Wie betaalt de AOW van nu?
A
de jeugd van nu
B
de actieven van nu
C
de actieven uit het verleden
D
de staat

Slide 22 - Quizvraag

Wie betaalt het bedrijfspensioen van nu?
A
de jeugd van nu
B
de actieven van nu
C
de actieven uit het verleden
D
de staat

Slide 23 - Quizvraag

Bij welke belegging heeft een pensioenfonds kans op het meeste rendement?
A
aandelen
B
obligaties
C
hypotheken
D
onroerend goed

Slide 24 - Quizvraag

Bij welke belegging loopt een pensioenfonds het meeste risico?
A
aandelen
B
obligaties
C
hypotheken
D
onroerend goed

Slide 25 - Quizvraag

Het pensioen van Coen stijgt met 5% terwijl de prijzen met 2% stijgen. Welke conclusie is juist?
A
Het reële pensioen stijgt met 3%.
B
Het pensioen stijgt nominaal met 3%.
C
Het pensioen stijgt nominaal met 2%.
D
Het reële pensioen stijgt met 5%.

Slide 26 - Quizvraag

Maakwerk deze week
  • wat: opdracht 7.1 t/m 7.6 in je schrift
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 5 minuten voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met opdracht 7.7 t/m 7.9 in je schrift

Slide 27 - Tekstslide