Toets Thema 4: Voortplanting

Thema 4: Voortplanting
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 4: Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

Thema 4: Voortplanting

  • Basisstof 1 t/m 6

Slide 2 - Tekstslide

1. Zorgen zwellichamen voor het stijf worden van de penis?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

2. Liggen er in de balzak twee teelballen en twee bijballen?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

4. Kan voorvocht een zwangerschap veroorzaken?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

5. Voorkomt een anticonceptiepil een zaadlozing?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

6. Zie je in de afbeelding secundaire geslachtskenmerken?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

7. Is soa een ander woord voor geslachtsziekte?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

8. Gebeurt innesteling in de eileider?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

9. Is vingeren de zelfbevrediging door een vrouw?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

10. Is periodieke onthouding betrouwbaarder dan een condoom?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Rond welke dag vond ovulatie plaats? 

Slide 13 - Tekstslide

11. Rond welke dag vond ovulatie plaats?
A
Rond de achtste dag.
B
Rond de vijftiende dag.
C
Rond de tweeëntwintigste dag.

Slide 14 - Quizvraag

Vraag 12.
Op de kalender zie je de eerste dag van de menstruatie van een vrouw omcirkeld. Deze vrouw is regelmatig ongesteld. Op welke dag begint de volgende menstruatie?

Slide 15 - Tekstslide

12. Op welke dag begint de volgende menstruatie?
A
Op 20 februari.
B
Op 27 februari.
C
Op 6 maart

Slide 16 - Quizvraag

13. Hoe noem je het als een jongen zelf zorgt voor een orgasme?
A
Erectie
B
Geslachtsgemeenschap
C
Masturbatie

Slide 17 - Quizvraag

Vraag 14.

Slide 18 - Tekstslide

14a. Waar ontstaat deze cel?
A
In de prostaat.
B
In een bijbal.
C
In een teelbal.

Slide 19 - Quizvraag

14b. Hoeveel van deze cellen komen vrij bij en zaadlozing?
A
10 tot 40 miljoen
B
100 tot 400 duizend
C
100 tot 400 miljoen
D
10 tot 40

Slide 20 - Quizvraag

15. Drie delen van het voortplantingsstelsel van de man zijn: de urinebuis, een zaadleider en een zwellichaam.
Door welk van deze delen kan zowel urine als sperma naar buiten worden gebracht?

A
De urinebuis..
B
De zaadleider.
C
Het zwellichaam.

Slide 21 - Quizvraag

16. Welke geslachtskenmerken zijn vanaf de geboorte aanwezig?
A
Alleen primaire geslachtskenmerken.
B
Alleen secundaire geslachtskenmerken.
C
Primaire en secundaire geslachtskenmerken. .

Slide 22 - Quizvraag

17.a In de puberteit gaat een puber zich zelfstandiger opstellen naar anderen.
Van welke soort verandering (en) is dit een voorbeeld?

A
Van een geestelijke verandering.
B
Van een lichamelijke verandering.
C
Van zowel een geestelijke als een lichamelijke verandering.

Slide 23 - Quizvraag

17b. Van welke soort verandering(en) is interesse in seksualiteit een voorbeeld?

A
Van een geestelijke verandering.
B
Van een lichamelijke verandering.
C
Van zowel een geestelijke als een lichamelijke verandering.

Slide 24 - Quizvraag

vraag 20a.

Slide 25 - Tekstslide

20a. Wat is de naam van deel 4?

Slide 26 - Open vraag

Vraag 20b.

Slide 27 - Tekstslide

20 b. In welk deel worden zaadcellen tijdelijk opgeslagen? Schrijf de naam en het nummer op je antwoordblad.

Slide 28 - Open vraag

Vraag 21a.

Slide 29 - Tekstslide

21a. Wat is de naam van deel 3?

Slide 30 - Open vraag

Vraag 21b. 

Slide 31 - Tekstslide

21b. In welk deel groeit een ongeboren kindje? Schrijf de naam en het nummer op je antwoordblad.

Slide 32 - Open vraag

23. Hoe noem je het wanneer iemand zich aangetrokken voelt tot personen van beide geslachten?
A
Biseksueel
B
Heteroseksueel
C
Homoseksueel

Slide 33 - Quizvraag

24. Hoe noem je seksueel geweld door familieleden?

Slide 34 - Open vraag

25. Welke vormen van seksualiteit zijn verboden met of voor minderjarigen?
A
Masturbatie en prostitutie.
B
Porno en prostitutie.
C
Porno en masturbatie.

Slide 35 - Quizvraag

26a

 Met nummer 2, 3 of 4?

Slide 36 - Tekstslide

26a. Met welk nummer wordt in afbeelding de placenta aangegeven?
Met nummer 2, 3 of 4?

Slide 37 - Open vraag

26b. Wat verbindt het embryo met de placenta?
A
De navelstreng.
B
Het baarmoederslijmvlies.
C
Het vruchtwater.

Slide 38 - Quizvraag

27d. Wat beschermt de embryo tegen stoten en uitdroging?
A
De navelstreng
B
Het baarmoederslijmvlies
C
Het vruchtvlies

Slide 39 - Quizvraag

Vraag 29


Slide 40 - Tekstslide

29. In afbeelding 2 zie je een grafiek met de groei van het slijmvlies van de baarmoederwand van een vrouw.
Op welke dagen is deze vrouw vruchtbaar?
A
Op dag 1-5
B
Op dag 6-10
C
Op dag 11-15

Slide 41 - Quizvraag

Vraag 30. 
Marina en Sjoerd hebben regelmatig geslachtsgemeenschap. Tijdens de vruchtbare periode hebben ze geen geslachtsgemeenschap. Ze combineren deze periodieke onthouding met temperatuurmeting. Hiermee willen ze de ovulatie vaststellen. Tijdens de ovulatie is de lichaamstemperatuur iets hoger.

Slide 42 - Tekstslide

30a. Is de temperatuurmeting een betrouwbare methode om de ovulatie te bepalen? Leg je antwoord uit.

Slide 43 - Open vraag

30b. Hebben Marina en Sjoerd op dit moment een kinderwens?
Leg je antwoord uit.

Slide 44 - Open vraag

31. Als een vrouw niet zwanger wilt worden kan zij als voorbehoedsmiddel de pil gebruiken. Noem nog drie andere voorbehoedsmiddelen.

Slide 45 - Open vraag

Einde toets
Je mag in stilte iets voor jezelf gaan doen.

Slide 46 - Tekstslide