paragraaf 2.2

De Grieken en de Romeinen

Paragraaf 2 Het leven in een
Griekse stadstaat
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

De Grieken en de Romeinen

Paragraaf 2 Het leven in een
Griekse stadstaat

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je eigenlijk
van Griekenland?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoel
aan het einde van deze les kun je herkennen en uitleggen waarom de oude Grieken kolonies hadden gesticht en op welke manier ze hun stadstaten bestuurden. 

Slide 3 - Tekstslide

Kolonies buiten Griekenland (1)
  • Een kolonie is een gebied van een land buiten dat land

  • Griekenland is  erg onvruchtbaar (droge en rotsachtige grond)

  • Mislukte oogst? --> hongersnood

Slide 4 - Tekstslide

Kolonies buiten Griekenland (2)
  • Sommige Grieken trokken weg

  • Over de Middellandse Zee 

  •  Kolonies in Spanje, Italië en Turkije

Slide 5 - Tekstslide

Kolonies buiten Griekenland (3)
  • Tussen de kolonies en het 'moederland' ontstond zoveel handel dat de Grieken rond 550 v. Chr. geen nieuwe kolonies meer stichten.

  • Door de Griekse kolonies raakte de mensen in het Middellandse Zeegebied bekend met de Griekse cultuur (uitwisseling van kennis over bijv. schrift en geld)

Slide 6 - Tekstslide

Griekse 
stadstaten
  • Griekenland bestond nog niet als één land
  • Er waren steden die als landen werden bestuurd: bijvoorbeeld met een eigen koning
  • De bekendste stadstaten waren Athene en Sparta

Slide 7 - Tekstslide

Griekse 
stadstaten (2)
  • Poleis (meervoud van polis) worden verschillende bestuurd

  • Ze hebben wel vaak dezelfde 'Griekse' cultuur, taal en goden

  • De bekendste poleis waren Athene en Sparta

Slide 8 - Tekstslide

Sparta
  • Één koning is de baas (monarchie)

  • Oorlog en het leger zijn belangrijk

  • Kinderen krijgen een zware, Spartaanse opvoeding

  • Er zijn slaven

Slide 9 - Tekstslide

Athene
  • Het volk is de baas (democratie)

  • Oorlog en het leger zijn minder belangrijk

  • Kinderen krijgen een opvoeding met veel kunst en cultuur

  • Er zijn slaven

Slide 10 - Tekstslide


De Atheense 
democratie




  • In Athene was het volk de baas
  • Er werd gestemd over belangrijke beslissingen.
  • Directe Democratie > Niet overal in Griekenland

Slide 11 - Tekstslide

Macht en honger (1)
  • Athene is waarschijnlijk ook ooit een monarchie geweest (laatste koning: Kodros?)

  • Rond 600 v. Chr. wordt Athene bestuurd door rijke families, die veel bloedige ruzies om de macht hebben.

  • De inwoners hebben weinig te vertellen

Slide 12 - Tekstslide

Macht en honger (2)
  • Als de graan duur was kregen de arme Atheners graan van de rijke families.

  • Als ze dat niet konden terugbetalen, werden ze verkocht als slaaf!

  • Solon komt in 594 v. Chr. met  nieuwe wetten: je kon niet meer verkocht worden als slaaf

Slide 13 - Tekstslide

Het volk beslist
  • Ondanks Solon's wetten blijft het verschil tussen arm en rijk groot

  • Arme Atheners hadden het zwaar en er kwamen nieuwe ruzies

  • Rond 500 v. Chr. komt Kleisthenes met nieuwe wetten en voert een échte democratie in

Slide 14 - Tekstslide

Kenmerken van de Atheense democratie
  • Atheense vrije mannen met burgerrecht mogen stemmen

  • Directe democratie

  • Volksvergadering (buiten)

  • Ostracisme voorkomt teveel macht bij één persoon

  • Onbetaalde baan

Slide 15 - Tekstslide


Democratie?!




  • Niet helemaal...
  • ...alleen mannelijke burgers (ongeveer 16% van de bevolking) 
  • Vrouwen, slaven en vreemdelingen mochten niet meepraten.

Slide 16 - Tekstslide

Verschillen met de Nederlandse democratie
  • Alle mannen en vrouwen >18 jaar

  • Indirecte democratie

  • Eerste en Tweede Kamer

  • Verkiezingen (meestal om de 4 jaar)

  • Betaalde baan

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Welk bestuur had de stad Athene?
A
Aristocratie
B
Democratie

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent democratie?
A
Een koning regeert
B
Het volk regeert
C
Een tiran regeert
D
Een kleine groep rijken regeert

Slide 20 - Quizvraag

I. Athene lag in Griekenland, Sparta niet.
II. Athene was een stadstaat, Sparta niet.
A
stelling I is juist, stelling II is onjuist.
B
stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn allebei juist
D
Stelling I en II zijn allebei onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Wie mochten meebeslissen in de Atheense democratie?

A
slaven
B
vreemdelingen
C
vrouwen
D
mannen

Slide 22 - Quizvraag

In Athene kreeg je burgerrecht als...
A
Je in Athene geboren was
B
Je vader in Athene geboren was
C
Je beide ouders in Athene geboren waren
D
Je moeder in Athene geboren was

Slide 23 - Quizvraag

De naam van de persoon die het meest genoemd werd tijdens het schervengericht.....
A
Moest voor tien jaar in de gevangenis
B
Werd meteen vermoord
C
Werd voor tien jaar verbannen uit Athene
D
Mocht nooit meer in Athene komen

Slide 24 - Quizvraag