C3 §1 fictie en non-fictie MUURKRANT

C3 §1 fictie en non-fictie MUURKRANT
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

C3 §1 fictie en non-fictie MUURKRANT

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Leg klaar:

  • je leesboek
  • etui: lijmstift en schaar
  • laptop

Slide 2 - Tekstslide

Muurkrant maken

Wat is een muurkrant?
Een muurkrant is een poster, die eruit ziet als een  krantenpagina. Er staan meerdere stukjes tekst op met afbeeldingen en duidelijke koppen/titels. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Stap 1
• Titel van het boek 
Titel in mooie, duidelijke en grote letters (leesbaar van veraf).
Schrijver (minimaal 28 max 40)
Getypt met kleinere letters.
Je eigen naam en klas (20)
In kleine letters onderaan de muurkrant.
Minimaal 1 foto van schrijver en boek.

Slide 8 - Tekstslide

Cursus 3 Fictie
 §1 Fictie en non-fictie

lesdoelen:
  • Je leert wat fictie is.
  • Je leert over realistische en fantasieverhalen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Stap 2 
Titel: fictie of non-fictie
  • Is het fictie of non-fictie? Leg uit waarom.
Antwoord in volledige zinnen.
  • Fictie: is het realistisch of fantasie? Leg uit waarom.
Antwoord in volledige zinnen.
  • Geef minimaal twee voorbeelden waarom jouw boek realistisch- of een fantasieverhaal is.
Antwoord in volledige zinnen.                   Totaal minimaal 4 zinnen!
   

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Stap 3
  1. Stel je hoofdperso(o)n(en) voor. (min. 4 zinnen)
  2. Een tekening of foto van deze persoon.
  3. Welke bijfiguren komen in het boek voor?


Slide 14 - Tekstslide

Tips voor stap 3
  • Hoofdpersoon: Naam, leeftijd, waar degene woont, welke sport, ouders, broer en of zussen, huisdieren etc. Niet verzinnen. Alleen wat in het boek wordt verteld.
  • Bijfiguren: Je hoeft ze alleen op te schrijven, je mag ook hier plaatjes gebruiken.

Slide 15 - Tekstslide

Stap 4
  • Hoe voelt de hoofdpersoon zich in dit boek? Je moet je inleven in de hoofdpersoon en uitleggen hoe deze persoon zich voelt.
  • Minimaal 3 volledige zinnen.

§2 Personages 
blz. 67 Nieuw Nederlands

Slide 16 - Tekstslide

Tip voor stap 4
  • Bijvoorbeeld: Iris voelt zich gespannen omdat ze zich niet begrepen voelt door haar moeder. Haar moeder heeft het altijd druk en daardoor weinig tijd voor haar. Iris heeft veel tijd voor zichzelf en dan verliest ze zich in gamen. (Superhelden – Marcel van Driel)

Slide 17 - Tekstslide