Examentraining 3e les _ het lichaam in stand houden - PLS1337

Eindexamentraining
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Eindexamentraining

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke voedingsstoffen moeten verteerd worden om opgenomen te worden door de darmen?
A
Glucose
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Eiwitten

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Indicatoren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verteren en opnemen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
Vertering:
Omzetten van voedingstoffen die niet door de darmwand heen kunnen in stoffen die wel door de darmwand heen kunnen.

Verteren met Enzymen


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
Mondholte:
Hier start de vertering
- Fijnmalen voedsel
- Speeksel
   * Verteringssap
   * Koolhydratem omzetten (zetmeel)
- Doorslikken voedselbrij
- Gaat richting maag

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
Tanden en kiezen:

Afbijten = tanden
Kauwen = kiezen

Glazuur is de natuurlijke bescherming
Andere manier van beschermen
- Tanden poetsen
- Fluorbahandeling


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
De maag:


1- Enzymen in maagsap verteren eiwitten en vetten
2- Zure omgeving beschermt tegen bacteriën en andere organismen


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
Twaafvingerige darm:


1- Regelen van de hoeveelheid voedsel die de maag verlaat
2- Verteren
3- Opening voor:
 a- Alvleesklier (alvleessap, enzymen voor vet koolhydraten en eiwitten)
 b- Galblaas (gal = emulgerend)
 c- Lever (maakt gal)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
Dunne darm
Functie:
- Darmwand is sterk geplooid (waarom?)
- Adsorptie: voedsel door wand naar bloed
- Kneeden van voeselbrij (mengen)
- Darmperistaltiek

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
Dikke darm
Functie:
- Opname van water en zouten!!
- Laaste beetje voedingstoffen


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
Endeldarm
Functie:
Opslag
Afgesloten door de anus



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
Lever
Functie:
- Bewerken en produceren van eiwitten
- Bewerken van koolhydraten
- Glucose: glucose naar glycogeen en andersom
- Bewerken van vetten
- Vetten borden brandstof en reservesotffen gemaakt
- Gal maken
- Afval en gifstoffen afbreken

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
Mineralen, Vitaminen, water, glucose zijn al klein genoeg dus hoeven niet verteerd te worden

Twaalfvingerige darm:
Vetten
Koolhydraten, zetmeel
Eiwitten
Gal --> vetten worden kleiner gemaakt (emulgerende werking

Mondholte:
- koolhydraten, zetmeel

Maag:
- Eiwitten

Dunne darm:
Vetten
Koolhydraten, zetmeel
Eiwitten

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
Veel leerlingen denken dat vertering het zelfde is als opnemen door de darmen.
Dus de vraag: wordt water verteerd in het lichaam vinden ze lastig.
Verteren is dus het kleiner maken van grote moleculen die niet door de darmwand heen kunnen. Mineralen, vitaminen en water worden dus niet verteerd. Alleen Eiwitten, Koolhydraten(grote) en vetten


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een hartinfarct kan ontstaan als een bloedstolsel in een bloedvat terechtkomt dat bloed naar de hartspier voert. Door gebrek aan zuurstof sterven dan cellen in het hartspierweefsel.
Geef de naam van het proces waarbij zuurstof wordt verbruikt in cellen

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
Plasma
Water
Opgeloste stoffen

Bloedcellen
Rodebloedcellen
Bloedplaatjes
Witte bloedcellen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvatenstelsel: de organen
Doel: Het brengen en ophalen van allerlei stoffen naar de juiste plaatsen in je lichaam

Dubbele bloedsomloop
Loopt door het hele lichaam, stroomt twee keer door het hart (longen/lichaam)
Kleine bloedsomloop: vul in me volgende pagina
Grote bloedsomloop: vul in


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
- Bloedvatenstelsel = hart + bloedvaten
- Bloedsomloop = weg die bloed door het lichaam aflegt

Grote en Kleine Bloedsomloop

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
Bloedvatenstelsel = hart + bloedvaten Bloedsomloop = weg die bloed door het lichaam aflegt

Grote en Kleine Bloedsomloop

Dubbele bloedsomloop

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden
Slagaders
Bloed stroomt van hart af
Hoge bloeddruk
Dikke, stevige en elastische wanden
Kunt er hartslag voelen
Meestal diep in lichaam


Aders
Van organen naar het hart toe
Lage bloeddruk
Wanden dunner en minder elastisch dan slagader
Hartslag niet voelbaar
Liggen minder diep in lichaam
Veel aders bevatten kleppen (tegen terugstroom bloed)


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvatenstelsel: het hart (p19)
3 fasen in werking hart:
Samentrekken van de boezems
Samentrekken van de kamers
Hartpauze
2 harttonen: 1e is dichtslaan van de hartkleppen, 2e is het dichtslaan van de halvemaanvormige kleppen

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvatenstelsel: het hart (p20)
Verbranding afval cellen opruimen



Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvatenstelsel: het hart (p20)
Verbranding afval cellen opruimen



Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartinfarct en hartritmestoornissen (p21)
Hartinfarct: hart krijgt geen zuurstof door afsluiting kransslagader


Hartritmestoornis: terugkerende verstoring van het hartritme door problemen met elektrische prikkels


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een inwendig milieu
A
Huid
B
Mondholte
C
Darmen
D
Bloed/weefselvloeistof

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inwendig en uitwendig
In je omgeving zijn allerlei bacteriën, schimmels, virussen en stoffen aanwezig. Deze omgeving noem je het uitwendige milieu. De lucht in je longen en de inhoud van je darmkanaal horen ook bij het uitwendige milieu (zie afbeelding 1).
De huid, het maagzuur en het slijmvlies in je luchtwegen en darmen beschermen je tegen het binnendringen van ziekteverwekkers. De huid en het slijmvlies van de luchtwegen en darmen zijn een barrière (grens) tussen het uitwendige en het inwendige milieu. Het inwendige milieu is alle weefselvloeistof en bloedplasma in je lichaam

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inwendig en uitwendig
In je omgeving zijn allerlei bacteriën, schimmels, virussen en stoffen aanwezig. Deze omgeving noem je het uitwendige milieu. De lucht in je longen en de inhoud van je darmkanaal horen ook bij het uitwendige milieu (zie afbeelding 1).
De huid, het maagzuur en het slijmvlies in je luchtwegen en darmen beschermen je tegen het binnendringen van ziekteverwekkers. De huid en het slijmvlies van de luchtwegen en darmen zijn een barrière (grens) tussen het uitwendige en het inwendige milieu. Het inwendige milieu is alle weefselvloeistof en bloedplasma in je lichaam

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvatenstelsel: het hart (p20)
In het nierbekken wordt urine tijdelijk verzameld, waarna het wordt afgevoerd via de urineleider richting de urineblaas.


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvatenstelsel: het hart (p20)
In het nierbekken wordt urine tijdelijk verzameld, waarna het wordt afgevoerd via de urineleider richting de urineblaas.


Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvatenstelsel: het hart (p20)

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindexamentraining: Het lichaam in stand houden

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welke bewering is juist?
A
Luchtpijptakjes zijn, in tegenstelling tot bloedvaten in de longen, sterk vertakt
B
Bloedvaten in de longen en de luchtpijptakjes zijn beide niet sterk vertakt
C
Bloedvaten in de longen en de luchtpijptakjes zijn beide sterk vertakt
D
Bloedvaten in de longen zijn, in tegenstelling tot luchtpijptakjes, sterk vertakt

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ademhalingsstelsel
  1. Tegenhouden stof
  2. Vochtig en warm maken lucht
  3. Keuren van lucht

Slide 41 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Ademhalingsstelsel: de organen
Mondholte/neusholte
keelholte
luchtpijp
bronchien
luchtpijptakjes
longblaasjes

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het ademhalingsstelsel
  • Lucht gaat via luchtpijp, bronchiën en bronchioli naar longblaasjes.
  • Gaswisseling gebeurt in longblaasjes, waar bloed zuurstof opneemt en koolstofdioxide afgeeft.
  • Bloed transporteert opgenomen zuurstof naar weefsels.
  • In weefsels geeft bloed zuurstof af, die door cellen wordt gebruikt voor glucoseverbranding.
  • Verbranding produceert koolstofdioxide, dat door bloed wordt opgenomen en naar longen vervoerd.
  • In longen wordt koolstofdioxide uit het bloed afgestaan en zuurstof opgenomen voor herhaling van proces.

Slide 45 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 46 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Longaandoeningen
Astma: overgevoeligheid voor prikkels, spieren en de bronchiën trekken krampachtig samen

Bronchitis: de wand van bronchiën is ontstoken. De luchtwegen maken meer slijm aan waarbij meer slijm wordt opgehoest
Hooikoorts: allergie voor stuifmeel (pollen van planten, vaak grassen of boomsoorten
Longemfyseem: een chronische ziekte, waarbij longblaasjes verloren gaan



Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een aantal stappen tijdens de inademing van een mens:
1) De borstholte wordt groter
2) Lucht stroomt de longen in
3) De inhoud van de longen wordt groter
4) De ribben bewegen omhoog en de borstkast gaat iets naar voren
Welke volgorde is juist?
A
4 2 1 3
B
4 1 3 2
C
1 4 3 2
D
1 4 2 3

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Longaandoeningen
In één van de twee erlenmeyers geeft de indicator het snelst aan dat er koolstofdioxide aanwezig is.

Vraag:
In welk van de twee erlenmeyers neemt de hoeveelheid koolstofdioxide het snelst toe, in erlenmeyer P of in erlenmeyer Q?
Leg je antwoord uit.


Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies