Grammatica zinsontleding 2H wederkerende werkwoorden

Grammatica 
Wederkerende werkwoorden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 
Wederkerende werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

deze les
Lezen
herhalen LV en MV door een voorbeeldzin.
Uitleg wederkerend werkwoord of LV?
Oefenen met lesson up
Opdrachten maken
Trivia?




timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
In zinnen met wederkerende werkwoorden herkennen en benoemen

Slide 3 - Tekstslide

je
me
zich
ons
Hij vergist ...
Wij vergissen ...
Jij vergist ...
U vergist ...
Ik vergis ...
Jullie vergissen ...

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Tekstslide

Wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden kunnen onderverdeeld worden in
 verplicht wederkerende werkwoorden en toevallig wederkerende werkwoorden.


Wederkerende werkwoorden worden gecombineerd met een wederkerend voornaamwoord dat gelijk is aan het onderwerp
Staat het onderwerp in de derde persoon, dan is het wederkerend voornaamwoord zich. 

Slide 6 - Tekstslide

Verplicht wederkerend werkwoord
Ik vergis me wel eens.
Je kunt een ander niet vergissen, alleen jezelf. Daarom noem je dit een verplicht wederkerend werkwoord. 

Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (me) dus hoort zich bij het werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Tekstslide

Verplicht wederkerend werkwoord
Een voorbeeldzin met een verplicht wederkerend werkwoord is:


Hij bemoeit zich met mijn dochter.
Hij kan niet iemand anders bemoeien. 

WG = bemoeit zich




Slide 8 - Tekstslide


Verplicht wederkerende werkwoorden
zich bemoeien 
zich ergeren
zich gedragen
zich uit de voeten maken
zich ontfermen
zich schamen
zich uitsloven
zich vergissen
zich verschuilen
zich verslapen
zich verslikken verspreken
zich voornemen

Slide 9 - Tekstslide

Toevallig wederkerende werkwoorden

Een voorbeeldzin met een toevallig wederkerend werkwoord is:

Hij wast zich elke dag.
Hij kan wel iets of iemand anders wassen --> Hij wast de auto elke dag. 

Wast = wg en zich = lv 

Slide 10 - Tekstslide


Toevallig
wederkerende werkwoorden


(zich) amuseren
(zich) bezeren
(zich) aankleden
(zich) scheren
(zich) verwonden
(zich) vermaken
(zich) wassen

Slide 11 - Tekstslide

Even oefenen 

Slide 12 - Tekstslide

In welke zin staat een wederkerend werkwoord?
A
Je verveelt je snel in een saaie les.
B
Je bent snel afgeleid in een saaie les.
C
Je werkt minder hard in een saaie les.
D
Je hoopt dat de tijd snel gaat in een saaie les.

Slide 13 - Quizvraag

Verplicht of toevallig wederkerend werkwoord?
Zich vermaken
A
Verplicht
B
Toevallig

Slide 14 - Quizvraag

In welke zin staan een toevallig wederkerend werkwoord?
A
Ik kleed me aan
B
Ik bedenk me

Slide 15 - Quizvraag

Welke van deze werkwoorden is geen verplicht wederkerend werkwoord?
A
verslapen
B
uitsloven
C
gedragen
D
verwonden

Slide 16 - Quizvraag

Ik schaamde me voor de opmerkingen die mijn ouders maakten.

Wat voor wederkerend werkwoord is schamen?

A
toevallig wederkerend werkwoord
B
verplicht wederkerend werkwoord

Slide 17 - Quizvraag

Verplicht of toevallig wederkerend werkwoord?
Zich verschuilen
A
Verplicht
B
Toevallig

Slide 18 - Quizvraag

Welk werkwoord is een verplicht wederkerend werkwoord?
A
vertragen
B
verspreken
C
vertrouwen
D
vervangen

Slide 19 - Quizvraag

In welke zin staat een verplicht wederkerend werkwoord?
A
Hij slooft zich uit
B
Hij scheert zich

Slide 20 - Quizvraag

opdrachten
afmaken:
opdrachten die nog niet klaar zijn
t/m opdracht 13
Nakijken in Teams!

Slide 21 - Tekstslide