Start H2

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1-6

H2: Van de bergen naar de zee 

lesdoel

 Je beantwoordt:
Waarom heeft Europa op een klein oppervlak zo veel verschillende natuurlandschappen?

Welke zinnen over natuurlandschappen in Europa zijn juist?

Hoe noordelijker je komt, hoe kouder het wordt.

1. juist
2. onjuist

Reliëf heeft invloed op de temperatuur.

1. juist
2. onjuist

De Alpen zijn een middelgebergte.

1. juist
2. onjuist

Europa is een schiereiland

1. juist
2. onjuist

Gletsjers schuiven met een paar meter per jaar naar het dal.

1. juist
2. onjuist

Een groot deel van Europa heeft een zeeklimaat.

1. juist
2. onjuist

2.1 De vorming van de Alpen

• convergentie
• opstuwing land
• plooiingsgebergte 

Klik op de illustratie 

Hoofdvraag

    Waarom heeft Europa op een klein oppervlak zo veel verschillende natuurlandschappen?

Deelvragen

    §2.1 Hoe zijn de Alpen ontstaan?

    §2.2 Hoe zorgen gletsjers voor de afbraak en de opbouw van een landschap?

    §2.3 Wat gebeurt er in de midden- en de benedenloop van een rivier?

    §2.4 Wat zijn de verschillen tussen aanslibbings- en afbraakkusten?

§ 2.1 De vorming van de Alpen

Jong gebergte
hoog, steile helling, spitse top, diepe dalen

Oud gebergte
lager, flauwe helling, afgeronde top, 

§ 2.1 De vorming van de Alpen

Erosie

Het uitschuren en afschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind.

Verwering

Het uiteenvallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei.

Sedimentatie

Afzetting van materiaal dat is meegenomen door water, wind of ijs.

Jong (plooiings)gebergte

Oud (plooiings)gebergte

§ 2.2 Rivieren van ijs

In het verleden waren de Alpen
bedekt met gletsjers

Door mechanische verwering
veel losse stenen

1. gletsjerpoort

2. eindmorene

3. gletsjerrivier

4. zijmorene

5. gletsjer

§ 2.3 Het stroomgebied van de Rijn

• Bovenloop = rivier snijdt in het landschap, hoge stroomsnelheid, geen meanders als gevolg van de snelheid
  
  
• Middenloop = rivier gaat langzamer, snijdt minder in het landschap, gaat meanderen
  
  
• Benedenloop = traag, breed en vlak rivierdal, delta, veel sedimentatie 

§ 2.3 Meanders 

• Ontstaan door verschil in 
  stroomsnelheid binnen-buitenbocht
  
  
• erosie en sedimentatie 
  
  
• Hoefijzermeer 

§ 2.4 Kustvormen 

Afbraakkust
- hard + zacht gesteente
- zacht gesteente verdwijnt door erosie
- sterke terugstroom van water

Aanslibbingskust
- golven glijden de kust op

- zand wordt afgezet

- zwakke terugstroom 

Bekijk de foto's van hoofdstuk 2 in je  boek.

Welke foto vind je het mooist en waarom?