3.4: Krachten in werktuigen

H3: Krachten
3.4: Krachten in werktuigen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

H3: Krachten
3.4: Krachten in werktuigen

Slide 1 - Tekstslide

Kracht herkennen
Krachten kan je niet zien, dus hoe weten we dat deze bestaan?

Slide 2 - Tekstslide

Wat kan een kracht?
Een kracht kan ook op drie manieren zorgen voor een verandering!
- Vorm van een voorwerp
- Snelheid van een voorwerp
- Richting van een voorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Soorten krachten
Er zijn veel verschillende soorten voorwerpen, welke voorbeelden van deze krachten kan je bedenken?

- Spierkracht
- Veerkracht
- Spankracht
- Zwaartekracht
- Magnetische kracht

Slide 4 - Tekstslide

Welke voorbeelden van krachten kun je noemen? Schrijf op als: Veerkracht = de veer in een pen die terugveert na het klikken van je pen

Slide 5 - Open vraag

Spierkracht
Veerkracht
Spankracht
Zwaartkracht
Magnetische kracht

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is een kracht?
Een kracht heeft 3 dingen:
- Een aangrijpingspunt
- Een richting
- Een grootte

Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk: alle opdrachten 3.1

Slide 8 - Tekstslide

4.1: Krachten
Krachten (F) meten we in Newton.
Een kracht kan je meten met een krachtmeter: bijvoorbeeld een veerunster

Zwaartekracht (Fz) bereken je door de massa in kilogram (kg) keer 10 te doen: Fz (N) = massa x 10

Slide 9 - Tekstslide

4.1: Krachten
Stel je hebt een steen van 6 kg, hoeveel Newton aan zwaartekracht werkt er dan op die steen?


Stel je hebt een pak suiker van 500 gram, hoeveel Newton aan zwaartekracht werkt er dan op dat pak suiker?

Slide 10 - Tekstslide

4.1: Krachten

Slide 11 - Tekstslide

4.2: Kracht en versnelling
Versnelling: de aandrijvingskracht (dus bijvoorbeeld spierkracht) is groter dan de wrijvingskracht
Vertragen/remmen: de de aandrijvingskracht is kleiner dan de wrijvingskracht

Als de nettokracht 0 Newton is dan heb je een constante snelheid. 

Slide 12 - Tekstslide

4.2: Kracht en versnelling
Welke wrijvingskrachten zijn er bij een rijdende scooter?

  • Rolwrijving
  • Luchtwrijving

Slide 13 - Tekstslide

4.2: Kracht en versnelling
Snelheid meten we in:
- m/s (meter per seconde)
- km/h (kilometer per uur)

dus: snelheid = afstand / tijd
v = s / t

Slide 14 - Tekstslide

4.2: Kracht en versnelling
We kunnen een snelheid-tijd-diagram gebruiken om te bepalen of iemand versnelt/vertraagt/gelijke snelheid rijdt

Slide 15 - Tekstslide

4.3: Snelheid

Slide 16 - Tekstslide

4.3: Snelheid
36 km/h -- x1000--> 36000 m/h -- :3600--> 10 m/s

van km naar m: x 1000
van uur naar seconde: 
1 uur x 60 = 60 minuten, 60 min x 60 = 3600 seconden

Slide 17 - Tekstslide

4.3: Snelheid
We rijden eigenlijk nooit 1 constante snelheid, dus gebruiken we vaak: gemiddelde snelheid

gemiddelde snelheid = afstand / tijd
vgem = s / t

Slide 18 - Tekstslide

4.3: Snelheid
Snelheid kunnen we berekenen met een afstand-tijd-diagram:

Slide 19 - Tekstslide

Je kracht vergroten

Slide 20 - Tekstslide

Hefboomwet
Een hefboom heeft altijd een draaipunt, een korte en een lange arm. 
 

Slide 21 - Tekstslide

Hefboomwet
Als twee krachten in evenwicht zijn heb je de volgende formule:

werkarm1 x werkkracht1 = lastarm2 x last2

Slide 22 - Tekstslide

Hefboomwet
werkarm x werkkracht = lastarm x last
werkarm = 5 meter, lastarm = 1 meter, last = 500 N 
Hoe groot moet de werkkracht minimaal zijn om de steen op te tillen?

Slide 23 - Tekstslide

Hefboomwet
werkarm = 5 meter, lastarm = 1 meter, last = 500 N 
5 x werkkracht = 1 x 500
werkkracht = 100 N



Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk: opdrachten 3.4

Slide 25 - Tekstslide