Geld

Omgaan met geld
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapISK

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Omgaan met geld

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
In deze les gaan we inzicht krijgen in jouw financiën.  

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geld is er altijd
Je hebt elke dag te maken met geld, ook als je denkt van niet!
Veel dingen die je wilt doen of wilt hebben, kosten geld.
Geld is handig/noodzakelijk.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke inkomsten zijn er? 
(woordweb) 

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welk soort uitgaven ken je?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Op een schaal van 1 tot 10..
Hoe belangrijk is geld voor jou?
-1100

Slide 6 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Geld maakt gelukkig.
Eens
Oneens

Slide 7 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Rijkdom

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel geld heb jij per maand
te besteden?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Geef jij weleens teveel geld uit?
A
Ja, zeker weten!
B
Nee.
C
Soms.
D
Geen idee, heb er niet echt zicht op...

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Tip: je kan ook antwoorden met een plaatje!
Waar geef jij het liefst je 
geld aan uit?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Alles wat ik koop 
heb ik echt nodig!
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat past het meest bij jou?
A
Ik heb een bijbaan.
B
Ik doe wel eens klusjes voor geld.
C
Ik krijg alleen zakgeld.
D
Mijn ouders betalen alles.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Ik neem (later) een bijbaan.
A
Jazeker!
B
Nee, zeker niet.
C
Ik weet het nog niet.
D
Ik heb al een bijbaan

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Ik heb liever een hoog uurloon 
dan leuk werk.
A
Ja.
B
Nee.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor geldtype ben jij?
Superspaarder
Rekenmaster
Geld-chaoot
Big Spender!

Slide 20 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is budgetteren?
A
Een begroting maken.
B
Een (financieel) plan maken.
C
Geld sparen.
D
Geld uitgeven.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Budgetplan/Begroting
  • Inkomsten = het geld wat er binnenkomt
             (bijv. loon)

Voor inkomen uit arbeid lever je een tegenprestatie.
Voor een inkomensoverdracht lever je geen tegenprestatie. 
Inkomensoverdracht kan bijvoorbeeld een uitkering, zakgeld, kinderbijslag of kinderalimentatie zijn.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de afbeeldingen naar het bijbehorende begrip.
dagelijkse uitgaven
vaste lasten
incidentele uitgaven

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Benzine tanken hoort bij de...
A
huishoudelijke uitgaven.
B
incidentele uitgaven.
C
vaste lasten.
D
wekelijkse uitgaven.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je geld uitgeeft voor het abonnement van je telefoon zijn dat ...
A
dagelijkse uitgaven.
B
incidentele uitgaven.
C
vaste uitgaven.
D
vaste lasten.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Budgetplan/Begroting
  • Uitgaven = het geld wat je betaalt om iets te krijgen
             (bijv. telefoonabonnement)

Budgetplan/Begroting = een overzicht van je inkomsten en uitgaven. Zo kan je zien of je geld overhoudt of tekortkomt! Handig! 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste lasten:
Lasten die iedere maand hetzelfde zijn, o.a. huur of verzekeringen

Variabele lasten:
Lasten die per maand verschillen, bijv: boodschappen, energie. 

Incidentele lasten:
bijv. aanschaf nieuwe wasmachine

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noodzakelijke uitgaven, bijvoorbeeld:
- gas, water en licht
- voedsel en kleding
- verzekeringen
- huur, hypotheek


Niet-noodzakelijke uitgaven, bijvoorbeeld:
- concerten, terrasje pakken
- merkschoenen
- tijdschriften
- apps, Netflix

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je een budgetplan?
  1. Waaraan heb je de afgelopen maand geld uitgegeven? Schrijf zoveel mogelijk uitgaven op.
  2. Welke inkomsten had je vorige maand?
    Schrijf al je inkomsten op.
  3. Zet je inkomsten en uitgaven in je budgetplan.
  4. Trek je uitgaven van je inkomsten af.
  5. Heb je geld over? Of kom je geld te kort?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies







Inkomsten = uitgaven = ?
Inkomsten
Uitgaven
Loon
200
Zorgverzekering
135
Zorgtoeslag
104
Telefoonabbonement
30
Stagevergoeding
60
Kleding
100
Uitgaan
65
Totaal
364
330

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geld tekort
Hoe kan je zorgen dat je uitgaven omlaag gaan?
Op welke uitgaven kan je bezuinigen? (oftewel: besparen)




Of: kun je misschien meer inkomsten krijgen?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sparen
Geld sparen = geld apart zetten voor later
Sparen kan via een spaarrekening.                                   
                                             
Waarom sparen?
  • Onverwachte uitgave
  • Doel: iets willen doen of kopen, maar er nog niet genoeg geld voor hebben. Sparen voor de toekomst.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spaar jij?
Nee, ik geef iedere maand (bijna) alles uit.
Ik spaar een deel, de rest geef ik uit.
Ik spaar bijna alles, ik koop eigenlijk heel weinig.

Slide 37 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor zou jij willen sparen?
Of waar ben je nu al voor aan het sparen?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel denk je dat het kost om te studeren én om op jezelf te wonen per maand?

Slide 39 - Open vraag

Je kan ook al sparen voor de toekomst.
Straks wil je gaan studeren en misschien wel op kamers.
Wat kost studeren en wonen op jezelf?
- Huur:  tussen de €300-€500 per maand
- Gas/Electriciteit: gemiddeld €130 per maand
- Water: gemiddeld €10 per maand
- Gemeentelijke belastingen: tussen de €24-€50 per maand
- Inboedelverzekering: gemiddeld €10 per maand
- Zorgverzekering: gemiddeld €85 per maand
- Aansprakelijkheidsverzekering: gemiddeld €4 per maand
- Internet/tv/Telefoon: tussen de €55-€85 per maand
- Boodschappen:  tussen de €100-€150 per maand
- Studiekosten: gemiddeld €49 per maand
- Overige kosten (sport, kleding, vervoer, etc): gemiddeld €300 per maand





Gemiddeld
€1123
per maand! 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op hoeveel studiefinanciering heb je recht?
Dit kan nog, vanwege nieuw akkoord, veranderen!

Slide 41 - Tekstslide

Klik op het kleine plaatje rechtsboven en er opent een nieuw scherm.

Uiteraard ontvang je ook geld voor je studie. Op dit plaatje zie je hoeveel dit is voor het eerste deel van 2022. 
Deze inkomsten heten 

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Het leven is duur en uitdagend. Schulden zijn zó gemaakt.
Heb jij wel eens geld geleend ?   
A
Ik heb nog nooit geld geleend.
B
Ik leen wel eens geld van mijn ouders.
C
Ik leen wel eens geld van een vriend of vriendin.
D
Ik heb wel eens geld geleend bij een instantie.

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Sparen duurt te lang. Je kunt beter lenen en afbetalen. Dan kun je meteen kopen wat je wilt hebben.
A
Eens
B
Oneens

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies