Fase 2, periode 4, les 1 werkwoordspelling STARTER en GEVORDERD

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Fase 2 

werkwoordspelling

In deze les

• Korte uitleg, veel oefenen
• Actieve werkvorm oefenen met werkwoordspelling
• Opdrachten StartTaal 

Sterke werkwoorden- veranderen van klank in de verleden tijd

• Lopen

Ik loop, ik liep, ik heb gelopen

• Zien

Ik zie, ik zag, ik heb gezien

• Slaan

Ik sla, ik sloeg, ik heb geslagen

Onregelmatige werkwoorden- veranderen van vorm en klank ook in de tegenwoordige tijd

• Zijn

Ik ben, jij bent, hij is, wij zijn,

Ik was, jij was, hij was, wij waren, ik ben geweest

• Hebben

Ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben, 

Ik had, jij had, hij had, wij hadden, ik heb gehad

Tegenwoordige tijd

stam+t bij jij/hij/zij of gebruik het werkwoord 'lopen'

• Leren

Ik leer, jij/hij/zij/het leert, wij leren

• Luisteren

Ik luister, jij/hij/zij/het luistert, wij luisteren

• vinden

Ik vind, jij/hij/zij/het vindt, wij vinden

• Branden

Ik brand, jij/hij/zij/het brandt, wij branden

Uitzondering geen 't' achter hij/zij/jij

Als de je achter het werkwoord staat en je hem kan niet veranderen in 'jij'. 

Loop je met me mee? (Loop jij met me mee?)

Loopt je hond met me mee? (Loopt jij hond met me mee, kan niet)

Soms wordt je tante daar wel eens moe van. (Soms wordt jij tante, kan niet)

Welke is juist?
De schat .... zich op een verlaten eiland.

1. bevint
2. bevind
3. bevindt

.... jij de kippenpootjes alvast aan?

1. Braat
2. Braad
3. Braadt

Het water .... heel heet.

1. wort
2. word
3. wordt

Verleden tijd

hulpwoord: 't ex-Kofschip

Zit de laatste letter van de stam in het hulpwoord?
JA--> schrijf een T
NEE--> Schrijf een D

Zij tobde                                Wij tobden
Hij miste                                Wij misten 

Ik braadde                            Wij braadden

Ik lootte                                 Wij lootten 

Toen .... zij hun knie.
(schaven)

1. schaaften
2. schaaftten
3. schaafden
4. schaafdden

Jammer dat het zo .... tijdens het festival.
(misten)

1. miste
2. mistte

Hij .... gehaast naar het ziekenhuis.
(rennen)

1. rende
2. rendde

Voltooid deelwoord--> herkenbaar aan het hulpwerkwoord: hebben of zijn, in de zin

hulpwoord:'t ex-Kofschip

Laatste letter van stam zit WEL in het hulpwoord

Spieken - ik heb gespiekt

Coachen - zij heeft gecoacht 

Laatste letter van stam zit NIET in hulpwoord

Zeven - wij hebben gezeefd

Kamperen - hij heeft gekampeerd

Actieve werkvorm

• Loop langs de posters in het lokaal.
• Bedenk het antwoord op de meerkeuzevragen.
• Schrijf de letter van het goede antwoord in het vakje op je antwoordkaart.
• Welke zin komt er uit? 

Actieve werkvorm

Antwoordblad en posters

StartTaal les 1

3F | Taalverzorging | Werkwoordspelling | Sterke en onregelmatige werkwoorden  

oefening 1

3F | Taalverzorging | Werkwoordspelling | Werkwoordspelling gecombineerd 

oefening 4