Par. 4.2 Nederland in de Tweede Wereldoorlog

H4 De Tweede Wereldoorlog 1939 -1945
Par. 4.2 Nederland in de Tweede Wereldoorlog
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H4 De Tweede Wereldoorlog 1939 -1945
Par. 4.2 Nederland in de Tweede Wereldoorlog

Slide 1 - Tekstslide

To do
  • Terugblik 
  • Uitleg 4.2
  • Tentamenbespreking
  • Maken 4.2 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
- 1 groepsleider vult mijn woordwolk op het bord aan
-Bespreek in groepjes van 4 welke begrippen/onderwerpen wij de vorige les hebben besproken (paragraaf 1)


Slide 3 - Tekstslide

P.1
  1. Asmogendheden
  2. Blitzkrieg
  3. Slag om Engeland
  4. Operatie Barbarossa
  5. Geallieerden
  6. Slag om Stalingrad
  7. Pearl Harbor
  8. D-Day
  9. Tweefrontenoorlog

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Nederland raakt betrokken bij de oorlog
  • In augustus 1939 werden militairen opgeroepen: mobilisatie.
  •  De regering vertrouwde erop dat we neutraal konden blijven. 

Slide 7 - Tekstslide

Nederland raakt betrokken bij de oorlog
  • Hierdoor was het leger slecht bewapend en niet voorbereid op de snelle Duitse aanval.​
  • Op laatste moment probeerde de Nederlandse regering nog betere wapens aan te schaffen: 
  • niet meer te verkrijgen.​

Slide 8 - Tekstslide

Nederland raakt betrokken bij de oorlog
  • Op 10 mei 1940 werd Nederland toch aangevallen door Duitsland.

Slide 9 - Tekstslide

Nederland raakt betrokken bij de oorlog
  • Hitler dacht Nederland wel in 1 dag in te nemen​
  • Maar na 4 dagen was Nederland nog niet verslagen. 
  • Toen: bombardement op Rotterdam.​

Slide 10 - Tekstslide

Nederland raakt betrokken bij de oorlog
  • Toen de Duitsers dreigden om meer steden te bombarderen, gaf Nederland zich over:
  •  capitulatie​


Slide 11 - Tekstslide

Nederland raakt betrokken bij de oorlog
  • Koningin Wilhelmina en de  regering vluchtten naar GB. (In ballingschap)​.
  • Vanaf dat moment begon de Duitse bezetting...

Slide 12 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • Bezetting leek mee te vallen. ​
  • Duitsers waren niet al te streng.​
  • De Oostenrijkse nazi Seyss-Inquart werd de leider ​van het Duitse bestuur.​

Slide 13 - Tekstslide

Duitse bezetting/Duits bestuur
  • Na de capitulatie kreeg NL een Duits bestuur. 
  • Voortaan werd alles gecontroleerd door de Duitsers. (onderwijs, kranten, pers)
  • = Gelijkschakeling. ​
  • NL was geen rechtstaat meer



Slide 14 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • In 1941 werden alle politieke partijen, behalve de NSB,  verboden.
  • --> Anton Mussert

Slide 15 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • Vanaf april 1941 moest iedereen vanaf 14 jaar een persoonsbewijs bij zich dragen.
    *identiteitsbewijs

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • De Joden moesten een gele ster zichtbaar op hun kleding gaan dragen
  • Davidster/ Jodenster.​

Slide 18 - Tekstslide

Februaristaking 1941
  • Opsporingen/oppakken (de  razzia’s) gebeurde met hulp van Nederlandse agenten (22/23 feb)

  • Razzia's=s een door de overheid (politie, leger) georganiseerde, groots opgezette, opsporing en jacht op een groep mensen.

  • 25/26 februari -Staking tegen anti-Joodse maatregelen <-- hard neergeslagen door de Duitsers

Slide 19 - Tekstslide

NU
-Proefwerkbespreking:
Noteer 3/4 opgaves die jij het lastigst vond
-Bespreek in mijn gevormde groepjes van 4 de vragen

-Huiswerk : maken 4.2 1 t/m 9 

Slide 20 - Tekstslide

4.2C.
Je kunt beschrijven hoe de laatste oorlogsjaren in Nederland verliepen

Slide 21 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • Bij razzia’s werden straten afgezet en iedereen die geen persoonsbewijs bij zich had meegenomen.​

Slide 22 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • Onderduiken was een oplossing om uit Duitse handen te blijven, maar waar?​

Slide 23 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • Nederland was dichtbevolkt.
  • Er waren geen gebergten of grote bossen om je schuil te houden,.
  • Daarbij was het persoonsbewijs lastig te vervalsen​.
  • Het verzet kwam in NL pas laat op gang.​​

Slide 24 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • De Duitsers voerden ook distributiebonnen in (tekort aan voedsel); zo werd onderduiken moeilijker.​

Slide 25 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • Nederlandse jongens/mannen moesten in/voor Duitsland werken, de Arbeitseinsatz.

Slide 26 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • Nederlandse jongens/mannen moesten in/voor Duitsland werken, de Arbeitseinsatz.
  • Eerst vrijwillig.
  • Later: ​gedwongen tewerkstelling

Slide 27 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • Nederland was geen rechtsstaat meer.
  • Een staat waarin burgers beschermd zijn tegen onrechtmatig optreden van de overheid en andere burgers.​

Slide 28 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • De meeste Nederlanders pasten zich aan de Duitsers aan.
  • Een kleine groep deed mee met de Duitsers profiteerden van de bezetting. ​
  • Samenwerken met Duitsers = collaboratie. 
  • Een kleine groep verzette zich tegen de Duitsers.


Slide 29 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • In het begin: weinig verzet. ​
  • Februari 1941: Februaristaking.
  • Staking omdat de Duitsers veel joden oppakten. ​
  • Duitsers gebruikten voor het eerst geweld tegen Nederlanders.




Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Duitse bezetting
  • Na 1943 kwam er meer verzet, zoals persoonsbewijzen vervalsen, verzetskranten maken en bezorgen.​
  • Maar ook gewapend verzet.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Duitse bezetting
  • Vanaf 1942 werden de Duitse maatregelen strenger.​
  • Duitsers kregen het vanaf 1943 steeds moeilijker/nederlagen, meer Nederlanders gingen zich tegen de maatregelen verzetten (meer stakingen).

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Duitse bezetting
Passief verzet: zonder gevaar voor eigen leven. ​

  • Naar radio Oranje luisteren, ​
  • radio niet inleveren, ​
  • Duitse autobanden lek steken, ​
  • Duitser de verkeerde kant opsturen.​



Slide 36 - Tekstslide

Duitse bezetting
Actief verzet: met gevaar voor eigen leven.​

  • Onderduikers helpen, ​
  • persoonsbewijzen vervalsen, ​
  • verzetskranten maken,​
  • voedselbonnen stelen,​
  • aanslagen plegen.​




Slide 37 - Tekstslide

Duitse bezetting
  • Na 6 juni 1944 ( D-day) ging het snel.​
  • September 1944: zuiden werd snel bevrijd. ​
  • Operatie Market Garden (sept 1944)mislukt: slag om Arnhem gewonnen door Duitsers.​


Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Duitse bezetting
  • September 1944: Spoorwegstaking​
  • Doel: Het Duitse leger verzwakken.​
  • De voedselvoorziening in het westen kwam in gevaar.​
  • Gevolg: Hongerwinter 1944-1945.




Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Duitse bezetting
  • Hongerwinter 1944/1945: 
  • Er komen 20.000 Nederlanders om het leven.​

Slide 42 - Tekstslide

Bevrijding
  • April 1945: Oost-Nederland wordt bevrijd. ​
  •  5 mei 1945: heel Nederland bevrijd.​
  • Na de oorlog: wie was er goed en wie was er fout?​
  • Wie waren de collaborateurs (= landverraders)



Slide 43 - Tekstslide

Bron met een tekst
Je moet een bron bekijken. De bron is een tekst. Hoe pak je dat aan?
1. Kijk nog NIET naar de vraag over de tekst.
2. Lees eerst het bijschrift/ toelichting/ onderschrift/ titel. Staan er jaartallen? (Het bij- of onderschrift vertelt soms meer van de bron, dan de bron zelf)
3. Onderstreep de belangrijke woorden, namen, stukken in de tekst.
4. Wat is het doel van de maker? Wat wil hij/ zij je vertellen?
5. Lees de vraag over de tekst.
6. Begin je antwoord met het opschrijven (herhalen) van de vraag.
7. Schrijf dus altijd in je antwoord: In de bron staat… (geef een voorbeeld uit de bron).

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide


Slide 47 - Open vraag