4A 07/01/21 unit 3 lesson 1

If -sentences 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

If -sentences 

Slide 1 - Tekstslide

If - sentences
  • Geeft een voorwaarde aan (als...dan)
  • Bestaat uit een hoofdzin en een bijzin
  • als if in het eerste deel van de zin staat --> komma gebruiken
  • als if in het tweede deel van de zin staat --> geen komma


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

If - sentence
  • Een if-zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin met if. Met die if-bijzin geef je een voorwaarde aan: ‘Als je dit doet, dan gebeurt er dat.

  • In de hoofdzin gebruik je will + hele werkwoord en in de bijzin de present simple. Het eerste werkwoord na if is nooit will of would.

  • if + present simple will + hele werkwoord


Slide 4 - Tekstslide

If you ask stupid questions,
A
you get stupid answers
B
you will get stupid answers
C
you would get stupid answers
D
you would have got stupid answers.

Slide 5 - Quizvraag

If I drink coffee at night,
A
it will take me a long time to fall asleep.
B
it takes me a long time to fall asleep.
C
it would take me a long time to fall asleep.
D
it would have taken me a long time to fall asleep.

Slide 6 - Quizvraag

first conditional






Slide 7 - Tekstslide

1. If it rains tonight,
A
I don't go out
B
I will not go out
C
I wouldn't have gone out
D
I would go out

Slide 8 - Quizvraag

2. If Tim studies hard,
A
He would have passed his exam
B
He will pass his exam
C
He passes him exam
D
He would pass his exam

Slide 9 - Quizvraag

3. If there is an earthquake,
A
Buildings will collapse
B
Buildings collapse
C
Buildings would collapse
D
Buildings would have collapsed

Slide 10 - Quizvraag

 aantekening: possessive 's
Om bezit aan te geven gebruik je 's

Het boek van Jamie - Jamie's book (persoon)
De wol van de schapen - the sheep's wool (dier)
Het nieuws van gisteren - Yesterday's news (tijd)

Je gebruikt 's om bezit aan te geven van:
een persoon, dier, tijd, product, bedrijf of winkel.


Slide 11 - Tekstslide

Aantekening: possessive '
Als het woord al op een s eindigt zet je er  alleen ' achter
Dit is bijvoorbeeld als het woord in het meervoud eindigt op een s:

Het boek van mijn zussen - My sisters' book
Het boek van mijn broers - My brothers' book
Het boek van mijn ouders - My parents' book



Slide 12 - Tekstslide

Choose the correct one
A
This is my sisters' book
B
This is my sister book's
C
This is my sisters's book
D
This is my sisters book

Slide 13 - Quizvraag

Choose the correct option
A
That is Samis phone
B
That is Sami's phone
C
That is Samis' phone

Slide 14 - Quizvraag

Choose the correct option
A
Those are my parents shoes
B
Those are my parents's shoes
C
Those are my parents' shoes
D
Those are the shoes of my parents

Slide 15 - Quizvraag

Choose the correct option
A
that is Tess's book
B
that is Tess book
C
that is Tesss book

Slide 16 - Quizvraag

Choose the correct option
A
These are Michaels' feet
B
These are Michael's feet
C
These are Michaels feet
D
These are the feet of Michael

Slide 17 - Quizvraag


aantekening: of the
We hebben net geleerd 's achter een woord te zetten om bezit aan te tonen. 
Hier is nog een manier voor namelijk ''of the''

Of the gebruik je alleen bij plaatsen, landen en dingen
De president van de VS - the president of the United States 
De hoofdstad van Duitsland - capitol of Germany
De dop van de fles - the cap of the bottle

Slide 18 - Tekstslide

Choose the correct option
A
the windows of the house
B
the house's windows
C
the house' windows

Slide 19 - Quizvraag

Choose the correct option
A
the wall's colours
B
the colours of the walls
C
the walls' colours

Slide 20 - Quizvraag


A
the roof of the house
B
The house's roof
C
the houses roof

Slide 21 - Quizvraag

to do  unit 3 lesson 1 
(af)maken:   (opdracht 2 t/m 6)     + 7 + 8 


leren:  woorden lesson 1 
                                              


Slide 22 - Tekstslide