HA1: Vorstellen

Deutsch
Vorstellen, familie en persoonlijke voornaamwoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deutsch
Vorstellen, familie en persoonlijke voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Doel:


Ik kan mezelf in het Duits voorstellen

Ik kan verschillende Duitse woorden voor familieleden herkennen

Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden


Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Hoe kun je jezelf voorstellen in het Duits?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe stel je jezelf voor in het Duits?

Slide 4 - Open vraag

Vorstellen
Wie heißt du?
Ich heiße .....
Wie alt bist du?
Ich bin ...... Jahre alt.
Wo wohnst du?
Ich wohne in .....
12: zwölf
13: dreizehn
14: vierzehn

Slide 5 - Tekstslide

Vorstellen
Wie heißt du?
Ich heiße .....
Wie alt bist du?
Ich bin ...... Jahre alt.
Wo wohnst du?
Ich wohne in .....
Verzin nog eigen zinnen erbij en geef antwoorden op de vragen.

Slide 6 - Tekstslide

Meine Familie
Wat betekenen de volgende woorden?

Slide 7 - Tekstslide

Der Opa
A
de oma
B
de opa

Slide 8 - Quizvraag

die Großeltern
A
de ouders
B
de grootouders
C
de opa en de oma
D
de familieleden

Slide 9 - Quizvraag

die Mutter

Slide 10 - Open vraag

der Onkel

Slide 11 - Open vraag

die Schwester

Slide 12 - Open vraag

die Geschwister
A
de broers
B
de zussen
C
de broers en zussen
D
de broer en zus

Slide 13 - Quizvraag

der Neffe

Slide 14 - Open vraag

der Vater

Slide 15 - Open vraag

Persoonlijke voornaamwoorden
Wat betekenen de volgende woorden?

Slide 16 - Tekstslide

jullie
A
er
B
es
C
ihr
D
wir

Slide 17 - Quizvraag

jij
A
ich
B
du
C
er
D
sie

Slide 18 - Quizvraag

u
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 19 - Quizvraag

het
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 20 - Quizvraag

zij
A
wir
B
Sie
C
sie
D
du

Slide 21 - Quizvraag

wij
A
ihr
B
wir
C
sie
D
du

Slide 22 - Quizvraag

Zusammenfassung
de persoonlijke voornaamwoorden

Slide 23 - Tekstslide

persoonlijke voornaamwoorden

ik = ich                                 wij = wir

jij = du                                  jullie = ihr

hij = er                                  zij = sie

zij = sie                                 u = Sie

het = es


                                                      Wat valt je op?

Slide 24 - Tekstslide

Wat vind je nog lastig?
A
jezelf voorstellen
B
familieleden
C
persoonlijk voornaamwoord

Slide 25 - Quizvraag