Spelling Blok 7, Week 4, Les 3

• Spelling
• Basisschool
• Groep 6

Spelling 

Blok 7, Week 4, Les 3

Ik hoor /tsie/, maar ik schrijf tie.

1. Verkleinwoord
2. Politiewoord
3. Cadeauwoord
4. Garagewoord

Ik hoor /ies/, maar ik schrijf isch.

1. Tropisch-woord
2. Politiewoord
3. Centwoord
4. Cadeauwoord

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

"Hij vergoedt duizend euro voor het diamanten kettinkje."

1. Hij
2. vergoedt
3. diamanten
4. kettinkje

Wat is het telwoord?

"Hij vergoedt duizend euro voor het diamanten kettinkje."

1. duizend
2. euro
3. voor
4. het

In welke tijd staat het rode woord in de zin?

"Femke is veranderd."

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

In welke tijd staat het rode woord in de zin?

"Joost bemoeit zich met iedereen."

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

In welke tijd staat het rode woord in de zin?

"Mijn moeder zat op de bank."

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Het dictee

De juf dicteert, jij zegt na en schrijft op.

Gaat de juf te snel = hand op steken

Woord herhalen = vinger opsteken

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Dictee

Ruim je Chromebook op!

Maak je tafel leeg en ga klaarzitten om naar buiten te gaan